Dutch Mountain Trail

https://strava.app.link/YpWYgofFsJb

Het symbool van Zuid-Limburg.

Een stel trailrunners heeft ooit het idee opgevat om de hoogste toppen van Zuid-Limburg met elkaar te verbinden. Onder de noemer Dutch Mountain Trail is dit een toeristische hit geworden. Niet alleen voor trailrunners maar ook voor wandelaars is het een prachtige tocht. Met het bijbehorende boekje in de hand kun je haast niet verkeerd lopen.

Inmiddels worden er twee-, drie-, vier-, vijf-, en jawel, zes- en zevendaagse wandelvakanties op deze tocht aangeboden. Compleet met bagagetransport. Ieder die dat wil kan deze prachtroute op diens eigen manier volbrengen.

Als ex-wannabe-ultratrailer had ik de DMT al jaren in het vizier. Ik ren eigenlijk nauwelijks meer. Maar hikend ben ik nog steeds niet vies van een paar kilometer meer. Dit jaar viel alles op zijn plek. Een datum word geprikt en een hotel is vlot geboekt. Dinsdagmorgen vertrekken we in zuidelijke richting. Claudette, mijn vrouw, en haar zus Muriel gaan mee. Zij blijven samen in Maastricht voor wat quality time.

‘s Middags neem ik het boemeltje naar Eygelshoven. Iets voor vijven kom ik er aan. Ik stap uit, regen. Een goed begin is het halve werk. Regenjack aan, klokkie aan en gaan!

Vijf minuten na aanvang.

Voor navigatie gebruik ik een Garmin handheld. Die hebben we al jaren. Ik kan er mee lezen en schrijven. Via wat groen kuier ik naar de Wilhelminaberg. ‘Vroeger’ kwamen we daar wel om hill-repeats te doen. Nu kom ik aan de andere kant aan. De route geeft direct aan dat niet voor de makkelijke weg is gekozen. Terwijl de regen toeneemt neem ik een onverhard paadje richting top. ‘Moet je zien, die gaat naar boven’, fluisteren een paar wandelaars. Eenmaal boven maak ik wat foto’s en zoek de route neerwaarts. One down.

Wilhelminaberg, De Trap.

Na een uur of wat ben ik lekker warm gedraaid. Ik voel me goed! De inhoud van m’n backpack bestaat hoofdzakelijk uit eten en enkele bidons water. Regenjack, reservebatterijen, een tracker (voor het thuisfront) en een opvouwbare stok. Voor veel trailrunners is het Zuid-Limburg niet stokwaardig. Voor anderen is het een uitkomst. Ik speelde op safe met eentje. Hij zou de hele tocht opgevouwen blijven.

De enige informatie die ik vooraf had bestudeerd was het gpx bestand. Het boekje heb ik nooit in handen gehad. Een aantal van de bergen ken ik van naam. Voor de naam van de meesten zou ik toch even de kaart erbij moeten pakken. Zolang mijn stipje op het lijntje blijft is het goed. Ik laat me verrassen door de stukken waar ik niet eerder liep.

Iets na Kerkrade loop ik langs een snelstromend beekje door hoog gras. Na enkele minuten kom ik erachter dat ik aan de verkeerde kant van het beekje loop. Eigen schuld. Normaal ga je dan door zo’n beek. Om nu doornatte schoenen zo lang mogelijk uit te stellen loop ik terug. Een localio die zijn hond uitlaat wijst me naar een boomstam die over de beek was gevallen. Ik kruip erover en vervolg mijn weg.

Oeververbinding in Zuid-Limburg

Daar waar de plaatsnamen Duits klinken, dan weet je dat je de grens over bent. Door een polder kan ik lekker doorlopen richting Bocholz. Bij het viaduct onderdoor snelweg A4 aangekomen zie ik een grote rat wegschieten. Het viaduct staat helemaal onder water. Op blote voeten? Met ratten? ‘k Dacht het niet. Ik neem het trappetje naar de snelweg, kies mijn moment en steek er over. Eerst naar de middenberm. Dan naar de overkant. Aan de linkerkant vervolgens een honderd meter tussen aanplant en struiken doormodderen. Dan kun je de weg weer op. En door!

Het viaduct onder de A4.

In mijn plan zou ik in Vaals even de Vaalserstrasse inlopen om een hapje te eten. Aan de Duitse zijde zit net voor de grens de Euro Kiosk. Een fles cola, een of andere sportdrank, een zak noten en een broodje worst. En een bakkie pleur! Ik ga even zitten, herschik mijn backpack en geniet van de koffie. Tien minuutjes ontspanning. Daarna, koplamp op en door. De Vaalserberg op.

Pauze!

Het Drielandenpunt op de Vaalserberg is een toeristische trekpleister. Overdag en vooral in het weekend is het er beredruk. Met enige zekerheid kan ik zeggen dat ik een van de weinige mensen ben die helemaal alleen op deze heuvel heeft gestaan. Er is niemand! Eindelijk kan ik eens een foto maken van Het Drielandenpunt zonder toeristen erop.

Helemaal alleen op het Drielandenpunt. Wie kan dat zeggen?

Mijn koplamp knippert. Voor de zoveelste keer. Ik heb uit de batterijen gehaald wat er in zit. Voor ik verder ga vervang ik ze. Van hieraf leidt de route me door de bossen. Het laatste wat je wil is in totale duisternis batterijen vervangen. Iets meer dan dertig kilometer op de teller. We gaan beginnen! Als ik weer begin te lopen realiseer ik me dat ik op dit moment waarschijnlijk de hele Dutch Mountain Trail voor mezelf heb.

Voordat je de Vijlenerberg op gaat kom je langs een huis met een zeer herkenbaar beeldje. Dat van een bokkerijder. Altijd als ik hier langskom moet ik denken aan Suske en Wiske en de bokkenrijders. De legende van de bokkenrijders, die ken ik niet. Suske en Wiske ken ik wel.

De route door het Vijlenerbos is niet moeilijk. Beetje op, beetje neer. Goede paden. Uiteindelijk stap je dan in echte Limburgse Pratsj. Waar het eigenlijk allemaal om gaat. Goed, er was tot nu toe wel wat modder geweest. Daar kon je je wel langs manouvreren. Maar dit is het echte werk. De ene na de andere voorzichtige stap voel ik de modder langs mijn enkels omhoog kruipen. Zoals in ieder mooi verhaal komt ook hier een einde aan. In de verte zie ik de lichtjes van de zendmast van Eys. Het volgende doel.

Na Wahlwiller loop je door een grasveld waar het water regelmatig hoger staat dan het gras. Erna draai je de wijnroute op. Aldus een bordje op een hek. Ik kuier langs druivenvelden richting het bos. Door naar boven. Eenmaal daar aangekomen loop ik weer door. Naar beneden. Ieder hoogtemetertje wordt eruit gehaald. Mooi werk.

De zendmast van Eys.

Het lopen in het donker is mij altijd prima bevallen. Geen oortjes. Geen geklets. De geluiden van de natuur om je heen. De reflectie van dierenogen in het donker. Onverwachte ontmoetingen met klein en groter wild. Alle zintuigen werken volop. Ik sta aan! Ik leef!

De route naar de top van de Gulpenerberg is makkelijk. Als het even kan doe ik mijn koplamp uit. Hoewel bewolkt was er net genoeg maanlicht om het pad zichtbaar te maken. Afgelopen weekend waren we hier toevallig even in de buurt. Van die gelegenheid maakte ik gebruik om er een fles water te verstoppen. Alle bidons weer gevuld. Ik ging languit op een pikniktafel liggen en kijk naar de lucht. Onder genot van een reepje. Vijf minuten totale ontspanning.

Een stukje verder zit Restaurant De Gulperberg. Toen Claudette in haar eentje het Krijtlandpad non-stop liep hebben we daar samen wat spekpannekoeken zitten eten. Mooie herinneringen.

En door!

Richting Hakkenberg lijken de hoogteverschillen wat groter te worden. De paden en geulen zijn trailwaardig. Wallonie is wat natuur betreft prachtig. De dorpen echter, hoe pittoresk ook, stralen een verlaten troosteloosheid uit. Vooral de veelal moderne nieuwbouw. Zelden zonder rolluik. Gelukkig loop ik vlot weer door de bossen.

Lekker handig…

De nacht komt op haar einde. Het gefluit van de ontwakende vogels is enorm. Ik sta even stil om er naar te luisteren.

Soms loop je over een stuk verharde weg. Je ontkomt er niet aan. Dan wordt je weer het bos in geleid. Helemaal de heuvel af. En er weer op om op dezelfde weg uit te komen. Ze hebben echt hun best gedaan.

Een zwijn kruist mijn pad.

De kilometers voel ik inmiddels wel in de benen. Mentaal gaat het echter prima. Ik geniet met volle teugen. De stilte. De rust. De totale afwezigheid van fietsers.

Van te voren had ik uitgezocht hoe laat het eerste veer van Eysden naar Lanaye zou varen. (10:00). Met mezelf had ik afgesproken dat als ik er ruim voor negen uur aan zou komen, ik het befaamde extra lusje, via de brug, zou maken. Hoewel het prima ging was ik krap op tijd voor de pont van 11:00. Toen ik de hoek omdraaide haalde de schipper net de plank op. Gelukkig was hij zo vriendelijk om me nog aan boord te laten.

Muriel, George, Claudette

Vanaf het veer tot aan de sluizen is een vervelend lang stuk. Maar de eindstreep is in zicht. Via de oostzijde van de Sint Pietersberg loop ik omhoog. Door een stuk dat tot Jurassic Park is gedoopt. Een aangenaam klein paadje. Langs grotten en door dichte begroeiing. Kijk, eindelijk word het echt leuk! De leukste stukken zijn die, haaks op de paadjes. Ik neem de laatste, houten traptreden naar de top en hoor Claudette een gil slaken als ze me ziet. Als een professioneel verzorgingsteam staan zij en schoonzus Muriel me hier op te wachten. Ik krijg een fles cola in mijn handen geduwd en kan even gaan zitten op het stenen bouwsel.

Beneden, bij cafe d’n Observant drink ik koffie en eet vlaai. Limburgse Vlaai! Het laatste stuk naar station Maastricht lopen we gedrieën. Voor mij is de Dutch Mountain Trail klaar bovenop de Sint Pietersberg. Dat stukje naar het station is een bonus. Een soort van triomftocht. Alsof men zou weten wat je hebt gedaan. De metalen trap de groeve uit telt mee voor de hoogtemeters. Maar maakt op mij geen enkele indruk. In een keer loop ik door naar boven. Naar daar, waar het Pieterpad stopt. Richting stad houd ik het tempo erin. Nu wil ik wel dat het klaar is.

Iets na half drie ga ik triomfantelijk zitten op het bankje voor het station. Het leven in Maastricht en in de rest van de wereld gaat gewoon door. Niemand kijkt. Niemand weet wat ik net gedaan heb. En ik voel me fantastisch.

Nieuwe schoenen. Ik heb ze nog geen week. Ik stuur ze terug want ze bevallen me niet.😉

Manaslu Circuit en Tsum Valley 2023.

Door Claudette Salomons

Foto’s door George Daams

Zicht op Samagaon vanaf Manaslu Basecamp

Dag 1:

Na een vlucht met Qatar Airlines met tussenstop op Doha komen wij 14 uur later aan op Kathmandu AirPort. Wat een enorme luchthaven is Doha. Super modern, groot met allerlei luxe merken waar ik van sommige nooit eerder van heb gehoord. Voor degenen die niet kunnen of willen lopen naar elke Gate een trein beschikbaar. Schiphol lijkt er een speeltuin bij.

Op Kathmandu worden wij opgehaald en naar ons hotel gebracht. Het is 10 uur in de ochtend en al bloedheet. Even opfrissen en op pad om geld te wisselen. Want ja, we hebben cash nodig. We rekenen uit wat wij ongeveer nodig hebben tijdens de trekking en komen de bank uit met een grote zak Nepalese Roepies.

Tempeltje in Thamel, Kathmandu.

Voor mij is vakantie ook lekker eten. Aangezien wij op mijn verjaardag vlogen moest het de volgende dag toch gevierd worden. Het wereldberoemde Nepalese restaurant van hotel Dwarika stond op mijn lijstje. Echter, bij reserveren moesten wij al gelijk doorgeven hoeveel gangen. De grootste gang is 23. Daar hadden wij geen zin in. Aangezien wij in 2019 de ervaring bij Dwarika al hadden meegemaakt kwam restaurant nummer 2 op mijn lijst in beeld. Dat is Chimney gelegen in de riante tuin van hotel Yak &Yeti. Wat een oase midden in de hustle en bustle van Kathmandu. Er werd bij reservering gevraagd of het een speciale gelegenheid was. Ik natuurlijk het is mijn verjaardag. Werd ik bij het opdienen van het dessert toegezongen door het hele team. De ambiance, bediening en het eten beviel zo goed dat wij de volgende avond er weer zijn gaan eten. Nu een recept dat al 60 jaar oud is.

Dag 2:

Na het ontbijt gaan wij naar Thamel. De plek die je moet bezoeken als je in Kathmandu bent. Een waar gekkenhuis dat moeilijk te omschrijven is. Wij lopen er wat rond en kijken of er nog leuke nep high-end outdoor kleding te scoren is. Wij hebben al een hoop overdaad en komen niet in de verleiding. Alhoewel, George koopt toch een overzet zonnebril van Oakley. Bij de trekking in 2019 bleek het geen overbodige luxe.

‘s Middags ontmoeten wij onze gids die ons 18 dagen gaat begeleiden tijdens de trekking. Sinds kort is een gids verplicht gesteld tijdens de trekking.

‘Namaste’

Dag 3:

Om 07:30 uur worden wij opgehaald door onze gids en maken wij ook kennis met onze drager. Klinkt heel decadent, maar voor hen is het een bron van inkomsten om geruime tijd hun familie te onderhouden. Daarnaast is het ook een soort van vakantie en ontdekt hij z’n eigen, prachtige land wat normaliter niet mogelijk zou zijn. Dan start onze 7 uur durende jeep rit naar Barpak over een deels zeer ruige weg. Het is zondag en tevens start van het festival Dashain voor de Nepalezen. Velen gaan dan weer naar hun, vaak afgelegen, dorp om met familie het festival te vieren. Dashain is voor hen hetzelfde als ons het Kerstfeest. Er is veel verkeer op de weg. Onderweg maken wij een tussenstop voor de lunch. Uiteraard het nationale gerecht Dal Baht. Wij hebben een fantastische chauffeur. Ik zou hem het niet na doen.

Dag 4:

De start van onze eerste trekking gaat van Barpak naar Laprak. In de beschrijving staat dat wij starten met een steile klim. Het wordt een pittige hike aangezien klimmen niet mijn sterkste kant is. Moet ik ook nogeens extra 100 m klimmen omdat onze gids een ‘ short cut’ had bedacht die helaas was dichtgegroeid. Via een andere route komen we op de top. In het guesthouse aldaar lunchen we. We ontmoeten er een Nepalees echtpaar dat ook in het hotel in Barpak verbleef. Zij doen een heen en weertje want ze moeten bijtijds thuis zijn voor Dashain. Allebei werkzaam in het onderwijs vertelden ze dat aardig wat Nepalezen hun in eigen land op vakantie gaan.

Uitzicht tijdens de lunch op de 1e dag.

Dan ontmoeten wij een groep niet traditionele dragers. Jonge gasten en hip gekleed. Duidelijk stadse jongens. Door het feest Dashain hebben de scholen vakantie. Voor de jongens een vakantie baantje, bij ons zouden ze dat bij AH doen.

In Laprak aangekomen is men volop Dashain aan het vieren. Een paar Nepalese dames zijn hun dansje aan het doen. Ze zien mij kijken en ik word uitgenodigd om mee te doen. Heerlijk even een andere beweging na al het klimmen en dalen. Wij overnachten in een tea house gerund door een man. Wat een agenebbis tent! Zeker na de verwennerij van ons verblijf in Barpak. In 2015 was hier het epicentrum van de aardbeving. Het klinkt cru, maar ieder nadeel heeft z’n voordeel. Barpak is een Gorhka dorp en er is goed gedoneerd om het dorp weer op te bouwen.

Voor het ontbijt bestel ik een appelpannenkoek. Daar kan toch niets raars mee gebeuren?. Bij de tweede hap dacht ik wat ruikt het vreemd. In Suriname zou men zeggen ‘ lala’. Bij de derde poging wist ik het zeker dit gaat het niet worden. Ik heb de stukjes appel opgegeten want je moet toch wat op je maag hebben voor een stevige hike.

Een willekeurige overnachting.

Dag 5:

Onze tweede trekkingsdag van Laprak naar Khorla Besi staat er ons een steile afdaling van 1800 m te wachten. Dat gaat door rijst- en gierstvelden, over rotsen, Nepalese trappen en dat is best heftig.

Melliet is een gierstsoort die ze hier verbouwen. Je ziet het in dit gebied overal op de zinken daken te drogen. Bakken ze o.a pannenkoeken van. Dat zijn bruine behoorlijk stevige pannenkoeken. Ook een hele mooie plant. De velden zijn prachtig om te aanschouwen. De ochtenden zijn best fris, maar al gauw moet ik mijn warme shirt uittrekken. Het warmt al heel snel op. Tijdens deze wandeling is het een komen en gaan van Nepalezen die klimmen en dalen om in een volgend dorp Dashain of een bruiloft te vieren. Op zo’n bergpad komen wij een gezelschap tegen die in de schaduw zitten uit te rusten alvorens hun pad te vervolgen. De twee oudste dames hebben oorbellen in die mijn aandacht trekken. Prachtig, alhoewel ik denk dan hoe zwaar zullen die niet zijn aan hun uitgerekte oorlellen te zien.

Tijdens deze wandeling passeren wij het dorp Singla waar de gids gepland heeft om te lunchen alvorens de lange afdaling naar Khorla Besi in te zetten. Voor wij de klim naar de lunchplek maken zien wij een paar Nepalese dames een dansje doen dat door één van hun gefilmd wordt. Duidelijk een mix van stadse en dorpse jonge dames. Ze roepen George erbij. Interessant natuurlijk zo’n lange blonde vent. Onze gids roept je komt op tik- tok. Blijkbaar is ook hier tik- tok ingeburgerd.

Nepalese jongedames maken een Tiktokje.

Onder begeleiding van wat dorpsbewoners worden wij naar de lunchplek begeleid. Echter, de lunchplek blijkt gesloten. Geen probleem de eigenaar wordt op z’n Dashain feestje gebeld. Hij is er met 10 minuten met z’n enorme witte tika nog op z’n voorhoofd geplakt. Dat hoort bij het Dashain festival en is in ieder geval een mengsel van yoghurt met rijst. Voor de boedisthen wit en hindoes rood. In eerste instantie wil ik een noodlesoep lekker en goed voor wat zout. Hij vraagt aan onze gids waar wij naartoe gaan. Als hij Khorla Besi hoort zegt hij dat die noodlesoep niet genoeg is wetende wat ons te wachten stond. Hij wist natuurlijk dat die zeer lange afdaling met allerlei ondergrond pas na Singla begon. Hij adviseerde ‘ veg, egg fried rice’. Het was heerlijk met verse groenten uit de tuin. Achteraf was ik hem dankbaar. Zeker toen wij het Canadese stel uren later tegenkwamen. Die hadden pas heel laat een lunchplek gevonden en zaten er goed doorheen. Het Ook komen wij tijdens deze wandeling langs een nieuw opgezet dorp voor de mensen die huis en raad zijn kwijtgeraakt tijdens de aardbeving. Echter, wordt het niet veel bewoond. Volgens onze gids omdat ze niet kunnen planten en uiteindelijk teruggekeerd zijn naar hun oude stekkie. Ook staat er een monument waarop alle landen staan die hebben gedoneerd voor de aardbeving. Nederland staat op plek 34.

Rijstvelden bij Singla.

Dag 6:

Onze derde trekkingsdag van Khorla naar Jagat. Dit is de dag van de bruggen en verlaten wij het subtropische Nepal met de rijstvelden, citroenbomen en bananenbomen met op de achtergrond de immense besneeuwde Buddha Himal. Wij steken de een na de andere brug over. Ik ben de tel kwijtgeraakt, maar wel zeker 5. Ik herinner mij nog heel goed in 2019 toen ik voor het eerst zo’n brug over moest met de woeste rivier onder mij. Heb ik ook 5 minuten stilgestaan en tot 10 geteld. Inmiddels ben ik eraan gewend. Veel van die bruggen zijn gedoneerd door de Britisch Gorhka militairen.

Onze drager op een van de vele hangbruggen onderweg.

Sowieso, merk ik dat in dit gebied veel gedaan wordt aan opbouw en de mensen een makkelijker leven te geven. De dorpen tot nu toe hebben allemaal stroom, ik zie ook zonnepanelen en gescheiden afval. Alhoewel dat nog in het systeem van de mensen moet komen.

Bij het verlaten van Khorla Besi gaat het haast gelijk met een 7 tallig Italiaans gezelschap. Na Tatopani, dat zijn warmwater bronnen vanuit de bergen komen wij een gigantische waterval tegen. Het kan niet anders dat je nat wordt. Wij hebben allemaal sneldrogende kleding aan en moet geen probleem zijn. Geen idee wat de bedoeling was van een van de jonge heren uit het Italiaans gezelschap, maar die valt met z’n gezicht op een gladde steen aan de rand van het ravijn. Ik zie z’n dure Leki carbon pole zo het ravijn instorten. George trekt hem aan z’n rugzak om te voorkomen dat hij net als z’n pole naar beneden glijdt. Ik moet er niet aandenken dat ik het voor m’n neus zou zien gebeuren. Hij komt overeind en ik zie bloed in z’n gezicht. Ik attendeer hem erop, maar wil niet geholpen worden. Z’n gezelschap zal er zo zijn. Normaal gesproken kom je iedereen tijdens de trekking ergens weer tegen. Echter, dit Italiaans gezelschap niet. Ik hoop dat het niet ernstiger is dan in eerste instantie blijkt.

Als wij weer een brug overgestoken zijn en ons pad vervolgen loop je langs huisjes wat voor een huis mag doorgaan waarbij je denkt wonen hier mensen. Er is er werkelijk niets alleen de woeste rivier. Desondanks proberen deze mensen er wat van te maken. Staat er een teiltje met o.a cola, sprite en nog veel meer om te verkopen aan de enkele hiker die er langs komt. Bij één van die huisjes maken wij een korte stop en kopen een cola. De godendrank voor snelle energie! Onze gids maakt een praatje met de prachtige dame. Ze heeft toch van alles te vertellen en zijn zo 15 minuten verder. Prachtig! In ons tea house in Jagat ontmoeten wij broer en zus die uit Kathmandu over zijn om Dashain met familie te vieren en te helpen. Ze studeren er beiden aan de universiteit en ook bij hen is de telefoon aan de handen geplakt. Dat is ook een verschil met 2019.

De broer, Arjun kan geweldig koken. Heeft zichzelf guitar leren spelen via YouTube. Hij begint op een gegeven moment te pingelen op z’n guitar en zingt Stand by me. Hij verteld dat hij van oude muziek houdt zoals ook van de Beatles. Prachtig toch! Broer en zus hebben beiden een visie voor de toekomst. Ik vind het prachtig dat zulke jongelui de tocht maken vanuit Kathmandu om bij hun familie te zijn. Ze moeten er ook een hele tocht voor maken. Dezelfde route lopen zoals wij vanaf Khorla Besi. Er is geen andere keuze.

Dag 7:

De vierde trekkingsdag gaat van Jagat naar Lopka. Alvorens wij Jagat verlaten moeten wij eerst langs een checkpoint om onze ‘ permits’ te laten controleren. Wij wandelen namelijk het Tsum Vallei binnen. Het vallei is nog niet heel lang opengesteld voor toeristen en valt onder een ‘ protected area’. Als wij in het dorp Philim aankomen moeten wij wederom langs diverse controleposten. Gelukkig neemt onze fantastische gids ons dit uit handen. In de tussentijd doe ik mijzelf een typisch Nepalese rok cadeau. Ik vind de dames er prachtig uitzien en het is makkelijk voor s’avonds. Het steeds klimmen en dalen over vaak rotsen of langs afgronden gaat mij parten spelen. Ook de warmte doet een duit in het zakje. Als wij bij de splitsing Manaslu en Tsum Valley aankomen zie ik dat ik nog een enorme klim moet maken. Tijdens de klim lijkt het of ik door de jungle loop vergezeld door krekels en vogels. Ik ben dan niet blij, maar ik spreek mijzelf toe. Jij wou naar het Tsum Valley dan moet je ervoor werken. Vlak voor wij Lopka binnen wandelen krijgen wij ook nog met een stukje ‘ land slide’ te maken.

Behoedzaam passeren we landslides.

Uiteindelijk bereiken wij Lopka. Zo lief, onze drager legt m’n modderschoenen op een zinkendak te drogen. Het is het eerste dorp van de Tsum Vallei en stelt niet veel voor. Het mythische wat ik had verwacht zag ik nog niet. Mijn gedachten toen: heb ik hiervoor de klim gemaakt?

Dag 8:

De vijfde trekkingsdag van Lopka naar Chekumpar op 3050 m hoogte. Dit was tot nu toe onze langste wandeldag met wel 1800 hoogtemeters. Wederom klimmen, dalen, smalle paadjes en langs afgronden. Je moet toch heel goed je focus houden en dat kan zeer vermoeiend zijn. Ik had mij goed opgeladen en liep weer als een kievit. Ook kwam ik geleidelijk aan het mythische tegen waar ik zo op gehoopt had. De uitzichten op de immens hoge besneeuwde bergen met allerlei exotische namen maken heel veel goed. In het dorp Chumling zouden wij lunchen. Hier komen wij hetzelfde fenomeen als in Singla tegen, maar niet getreurd. Na een telefoontje komt er iemand een fantastische maaltijd bereiden. Daar waren een paar Canadese dames ook blij mee. Sinds Singla is m’n lunch ‘ veg,egg fried rice’. In 2019 was het tijdens de Helambu, Tamang en Goisakunda trekking wat anders qua eten. Was het lunch en avondmaal Dahl Bath. Op deze trek is er meer keuze. Tijdens de wandeling komen wij wat oudere mensen tegen die op het pad aan het lunchen zijn. Even rust van het gras snijden op de berghelling. Ik zie ze zitten in de brandende zon met hun bakje rijst met Dahl Bath. Het raakt mij enorm en moet als ik ze voorbij ben een traan laten. Aan hun hoofden te zien schat ik dat ze bij ons al lang met pensioen zouden zijn. Ik spiegel het tafereel af aan onze maatstaven, maar ik vermoed dat ze net zo gelukkig zijn of wel meer.

Waterval

Uiteindelijk komen wij aan bij ons verblijf in Chekumpar. Wat een leuke, ondernemende en welbespraakte Tibetaanse dame. Ze heeft zichzelf Engels aangeleerd. Ze is een uitzondering in het Himalaya gebied. Ze heeft het goed voorelkaar mooie tea house met eigen kostgrond op 3050m hoogte. Als wij de volgende ochtend onze tocht hervatten wil ze met al haar gasten op de foto.

Dag 9:

Dag zes van Chekumpar naar Nile. Dat bevindt zich vlakbij de Tibetaanse grens op 3300m hoogte. Het laatste dorp van het Tsum Vallei. China ligt aan de andere kant en is uitsluitend via het hooggebergte te bereiken. Het is een geweldige vallei waar wij doorheen wandelen. Hier geen koeien of geiten, maar Yaks. Halverwege komen wij het Piren Phu grot tegen waarin zich een klooster bevindt. Het is vandaag de laatste dag van een 5 daags gebedsfestival. Ik mag een dienst bijwonen. Voor je de ruimte betreedt moet je, je schoenen uittrekken. Ik ben daarmee bezig en wordt overspoeld door emoties. De tranen vloeien rijkelijk bij mij.

Piren Phu, klooster in een grot.

Tijdens de dienst werd er ook lunch uitgeserveerd. Iets van maïspap met een soepje erbij. Het zag er niet appetijtelijk uit en ik vroeg mij al af hoe ik dit moest aanpakken mochten ze het mij aanbieden. En ja hoor, maar gelukkig zag ik dat onze gids er voor bedankte. Dat maakte het voor mij makkelijker. Na de dienst vervolgen wij onze weg naar Nile. Wij lusten allemaal wel wat te eten, drinken en even zitten. Wij passeren een huisje waar de Yakdrollen tegen de muur aan zaten om te drogen. De gedroogde Yak uitwerpselen doen dienst als brandstof. De vrouw des huizes heeft niets te eten, maar biedt ons een kop thee aan. George en ik zien haar naar mij kijken met een glimlach op haar gezicht en iets zeggen als ‘ muite, muite’. En dan weten wij het ineens ze kijkt naar mijn borsten. Tja, als je zolang geïsoleerd hebt geleefd kijk je je ogen uit bij het anders zijn.

Het zijn  één en al stupa’s die je voorbij loopt. Soms lijkt het wel een stupahaag in plaats van een dennenhaag zoals bij ons. Als wij zo’n stupahaag passeren hoor ik onze gids zachtjes z’n mantra opzeggen. Als wij bij het dorp Chulle zijn wat nog ongeveer 20 minuten van Nile verwijderd is komen wij jongeren en dames tegen die zwerfvuil opruimen. Wat een goede actie. Ze vragen om een donatie en vragen om mijn naam en het bedrag. Ik krijg keurig een bonnetje. Prachtig! Als wij bij onze tea house voor vannacht arriveren staat ons een welkomst comité van twee ezels in de voortuin op te wachten. 

Het wordt gerund door een jong Tibetaans stel met twee kleine kinderen. De koppies van de kinderen zien er uit alsof ze al dagen niet gewassen zijn. Maar zo schattig. Dat zijn al die kleine kinderen hier zo aandoenlijk. Het was vandaag een relatief korte hike, minder dan 4 uur. De gelegenheid om een wasje te doen. Nou ja, shirts bij de oksels spoelen. Er is alleen ijskoud bergwater beschikbaar en op 3300m hoogte en veel wind vind ik het wel prima zo. Mijn handen bevriezen zo wat. Heb ik toch het idee dat de shirts en sokken weer enigszins fris zijn. Deze korte hikedag geeft ook de gelegenheid om aan m’n dagboek te beginnen. Een manier om alle indrukken van mij af te schrijven.

Claudette met onze gastvrouw in Chekumpar.

Een voor mij zeer indrukwekkend gebied, de Tsum Vallei. De serene rust die er heerst is magisch. Een paradijs voor vegetariërs. Al bij de toegangspoort staat vermeld dat er geen dier gedood mag worden of ingevoerd. Het oorspronkelijke plan was om twee nachten in Nile te verblijven, maar wij besluiten het bij één nacht te houden. Geeft ons wat meer vrijheid de komende dagen.

Dag 10:

De zevende trekkingsdag. Vandaag beginnen wij met onze uittocht uit het Tsum Vallei. Wij besluiten om van Nile naar Chumling te hiken met een tussenstop voor onze lunch bij de ondernemende Tibetaanse in Chekumpar. Onze gids neemt deels een iets andere route dan op de heenweg. Dit biedt ons de gelegenheid om de nieuwste stupa die er sinds vorig jaar is te bezoeken. Een mooi en modern complex. De grootste mani rollen worden door water aangedreven. Ook bezoeken wij het vrouwelijke boeddhistisch klooster. Een enorm complex en zo te zien wonen er heel wat vrouwelijke nonnen.

Yakpoep droogt tegen de muur.

Als ik om mij heen kijk dan zie je gewoon dat de mensen hier een hard leven hebben. Dan biedt het klooster geborgenheid. Als wij uiteindelijk bij onze lunchplek aankomen wil ik aan een tafel onder een boom gaan zitten. Heerlijk in de schaduw. Komt er ineens uit die boom zowat over mijn hoofd heen een enorme mannelijke baviaan vallen. Ik schrik mij rot. Blijkt er een hele bavianenfamilie in de boom te lunchen. Na de lunch vervolgen wij onze weg naar onze eindbestemming van vandaag Chumling. Komen wij een oud vrouwtje tegen rennend over de keien en gruis op haar blote voeten achter een kalfje aan. Dat is dan nou echt ‘ barefoot running’. Als ze over een hek springt zodat ze hoger staat dan het kalfje om hem de andere richting te marcheren zie ik hoe zwart haar voeten zijn tot ruim boven haar enkel. Pfff, dagen misschien wel weken niet gewassen. Ze komt van het plateau af. Als ik voorbij kom is ze nog aan het uitpuffen van haar actie met de tong ietwat naar buiten. Toch krijg ik een smile als onze ogen elkaar ontmoeten en ontbloot ze haar erbarmelijk gebit.

De meeste gidsen die wij tegenkomen zijn mannen. Vandaag kwam ik een tweede vrouwelijke gids tegen. Dat vind ik toch wel heel stoer. Ook nogeens alles zelf dragen. Ze begeleidde een jonge dame die ook alles zelf droeg. De dames hebben geen drager. Ik moet er niet aandenken.

Naarmate wij Chumling naderen wordt het drukker op het bergpad. Nee, niet met toeristen, maar met ezels. De ezels zijn de DHL in dit gebied. Vanaf Khorla Besi worden alle dorpen doormiddel van de ezels bevoorraad. Het kan ook niet anders want er zijn helemaal geen wegen alleen de eeuwenoude bergpassen. Je ziet ezels met gasflessen, rijst, cola en nog veel meer. Als ik de flessen cola zie bekruipt mij een schuld gevoel. Aangezien wij meerdere malen een fles cola hebben gekocht die door de ezels naar boven zijn gebracht. Het spreekwoordelijke ‘ zo bepakt als een ezel’ is hier helemaal van toepassing. Ik denk na over het schuldgevoel. Het is dubbel want de mensen willen ook wat verdienen en hebben ook recht op een beter leven. In het Westen ging vroeger ook alles met paard en wagen.

Brug over Gandaki river in de Tsum vallei.

Voor vannacht hebben wij een prachtig nieuw tea house. Wij zijn de enige gasten. Sinds covid is het toerisme in Nepal nog niet op hetzelfde niveau. Daarnaast is het toerisme in de Tsum Vallei nog mondjesmaat. Nog lange na niet de populariteit van de Mount Everest Basecamp en het Annapurna circuit.

Dag 11:

Op de achtste trekkingsdag verlaten wij de Tsum Vallei om weer op het Manaslu Circuit te komen. Deze dag hiken wij van Chumling via Lopka naar Deng. Het is een pittige hike langs ‘ rock slides en ‘ land slides’. Dit hebben wij op de heenweg de Tsum Vallei in ook gehad, maar downhill is het toch wat pittiger. Als wij de beruchte afdaling uit de Tsum Vallei hebben gehad en de brug zijn overgestoken zitten wij weer op het Manaslu circuit. Wij vervolgen onze weg naar Deng. Het is alsof je door Jurassic Park loopt. Prachtig, maar pittig. Het zijn geen gestofzuigde paden zoals in Zwitserland. Bij de ‘ rock slides’ komen kleine steentjes naar beneden. Blijkt er daar bovenop een stel apen te zitten. Of de apen die gooien of het door hun beweging komt? Wie zal het zeggen. Maar geen prettig idee.

Op de route van Chumling naar Lopka waar wij de lunch zullen nuttigen komen wij een Tibetaans gezin tegen dat alles weer in perspectief zet. Het is een jong gezin met een kleine van 2 en duidelijk een tweede opkomst. Samen met oma gaan ze naar Jagat. Oh ja, de hond loopt ook mee. Het houdt mij de hele tijd bezig dat de zwangere dame en oma hetzelfde parcours als wij afleggen met de ‘ rock- en land slides’ in het achterhoofd. En dan zijn ze er nog niet. Het kost ze twee dagen om in Jagat te komen. Het maakt grote indruk op mij en realiseer mij als te goed hoe makkelijker ons leven is. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat ze minder gelukkig zouden zijn. In tegendeel denk ik dat een welvaartsziekte als ‘ burn-out’ ze hier niet kennen.

Nepalese dames rusten even in de schaduw.

We komen eindelijk in Deng aan. Zoals thuis ieder z’n taak heeft is dit hier ook. Ik inspecteer de kamer. George zorgt voor het opladen van onze gadgets. Vaak kun je een kamer kiezen. Hoe eerder je binnen bent hoe meer keus. Het is een knus onderkomen, maar ook gelijk de drukste die wij tot nu toe zijn tegenkomen. Schijnt op een knooppunt van routes te zitten. In het dorp is verder niet veel.

Wat mij hier ook opviel zijn het aantal oudere mensen die op de trekking zitten. Althans ze zien er ouder uit dan wij. Zoals de Engelsen zeggen ‘ don’t judge a book by the cover’. Je weet nooit wat iemand wel of niet kan door alleen het uiterlijk. De jongeren waren duidelijk in de minderheid. Dat was even wennen, maar om 21 uur s’avonds was het muisstil. Iedereen ging vroeg naar bed want de volgende ochtend moet er weer gehiked worden.

Vanaf Barpak en de Tsum Vallei waren wij of alleen en zeker met minder dan 10 andere trekkers.

Dag 12:

De negende trekkingsdag gaat van Deng naar Namrung. Vandaag besloten wij eerst over de helft te hiken. Onze gids had het ritme om vrij vroeg te lunchen en dan moet je daarna nog een flink stuk. Zo gezegd zo gedaan, het werd de lunch in het dorp Ghap. Het verraderlijke in Nepal is dan zie je het dorp liggen en dan moet je nog vaak 30 – 45 minuten op en neer alvorens je er bent. Ook vaak bestaat een dorp uit een lower en upper deel. Het is natuurlijk in het bovenste dorp waar wij moeten zijn. Na de lunch in Ghap wandelen wij verder naar onze eindbestemming van vandaag Namrung. Dat gaat vooral door bos en constant de woeste rivier onder ons. De diverse woeste rivieren en tevens de vele bruggen achtervolgen ons deze trekking. Je kunt er niet omheen.

De bruggen zijn er sinds 2007 geschonken door de Britisch Gorhka militairen. Voor de locale bevolking een verbetering van hun mobiliteit. Delen van het bos doen mij aan Schotland denken toen wij daar de West Highland Way liepen. Als wij aan de rand van Namrung aankomen staat een Mexicaans ogende meneer Nepalese producten te verkopen. Waaronder heerlijk verse appelsap wat mij erg goed deed.

En, ja hoor het duurt nog 45 minuten alvorens wij op onze slaapplek zijn. De ingang oogt voor Nepalese begrippen luxe. Een soort van mini Center Parcs. Wij hebben ons eigen huisje met bloemenborder. Weliswaar bad en toilet buiten, maar de meest luxe tot nu toe. Heerlijk een normaal toiletpot in plaats van een Franse. Het blijft wennen zo’n gat in de grond. Ondanks dat het van porselein is. Het avondeten is zoals gebruikelijk in de gemeenschappelijke ruimte.

Het hiken is hier niet geheel zonder risico.

Het is al een paar dagen dat WiFi het slecht of helemaal niet doet. Ook die avond en dan merk je toch dat er meer met elkaar gesproken wordt rond het houtvuur. De Nepalezen zelf zijn ook behoorlijk verslaafd aan hun mobiel. In 2019 zag je hier niemand met een mobiel en was WiFi een zeldzaamheid. Zelfs een SMS bericht versturen was vaak niet mogelijk.

Dag 13:

Van Namrung naar Samagaon. Het eerste dorp na Namrung, Lhi genaamd raakt George in gesprek met een groep Nepalese jongeren. Ze hebben metalmuziek op. Al gauw blijkt één ook te drummen. Ze vertellen dat er in Kathmandu een levendige live muziek scène is. Wie weet kunnen wij er wat van meepakken.

Tijdens deze wandeling komen wij ook een kleurrijke figuur tegen. Hij wandelt met twee bamboe stokken en z’n kleding trekt ook de aandacht. George tegen hem: I like your outfit’. Hij: ‘ important for my mother’. Later zullen wij hem in ons tea house in Shayala tegenkomen. Daar legt hij ons uit dat zijn moeder lang geleden deze outfit voor hem gemaakt heeft. Hij draagt het om haar te eren.

De 10 dagen achterelkaar trekken begon vandaag bij mij toch parten te spelen. Na de lunch in Lho dacht ik zullen wij hier blijven en morgen naar Samagaon even twee korte etappes. De afgelopen dagen waren stevige en lange hikes. Niels en Roelien, een Nederlands stel uit Delft die wij in Deng hebben ontmoet, stopten in Lho. Ook een jong Duits stel hielden het voorgezien in Lho. Konden ze nog een wasje doen in de hoop dat het zal drogen. In Shyala blijven overnachten bleek een goede optie want hier ben je omringd door de reuzen en heb je het eerste goede zicht op de Manaslu met een hoogte van 8163 meter. De achtste hoogste berg van Nepal. Het werd dus nog even doorkachelen naar Shyala.

Een van de vele manimuren.

Tijdens de lunch in Lho spraken wij de Amerikaan die wij op diverse punten hadden ontmoet. Hij maakt samen met z’n twee zoons diverse trekkings van in totaal 40 dagen. De reden is dat zijn 16 jarige zoon helemaal internet verslaafd is en met niemand kontakt heeft. Toen kwam het plan wij gaan 40 dagen door Nepal trekken. Wat een verhaal.

In Samagaun stond al een acclimatisatiedag gepland en met de korte loopdag van morgen hebben wij twee heerlijke rustdagen, in Shyalah snak ik naar een warme douch. De meeste tea houses moet je ervoor betalen. Het varieert tussen de 200 en 350 NRP tot nu toe. Hoe hoger je komt hoe duurder en dat geldt voor alles. Warme douche de temperatuur bleef steken op 25 graden, pfff. In de ‘ dining room’ werd de houtkachel reeds aangestoken kon ik toch nog opwarmen met een kop ‘ lemon, ginger’ thee. Het dagelijkse vaste ritueel na de hike. Op deze hoogte is het koud. Iedereen zit om de houtkachel heen om het warm te krijgen. De hikers, gidsen en dragers. Het verbaast mij dat die dragers met alle gewicht dat ze dragen het op hun teenslippers doen. Voor vanavond heb ik weer heerlijke Dal Baht besteld. Bij de lunch had ik ‘ garlic veg/egg noodlesoup’. Dat zal de komende dagen mijn lunch worden tot dat wij de Larkya Pass over zijn en weer op relatief normale Nepalese hoogte. Knoflook schijnt goed te werken op hoogte tegen eventuele hoogteziekte.

Morgenstond heeft goud in de mond. Mnt. Manaslu.

Het was een aangename nacht met onze metalen fles gevuld met heetwater vooraf in onze slaapzak. De flessen kregen wij tijdens de W- trek in Chili. Wie wat bewaard heeft wat. Bij het ontwaken werden wij beloond met een waanzinnig uitzicht op de Manaslu!

Dag 14:

De elfde dag op de trekking en de kortste wandeling sinds wij met de trekking gestart zijn. Dit was ook een bewuste keuze. Even wat rust in de tent. Na het ontbijt en uitraad bewondering en foto’s van de Manaslu zetten wij onze tocht voort Shyala naar Samagoan. Sinds wij met de trekking begonnen zijn ben ik nog nooit eerder een dorp binnen gehiked met zoveel Yak uitwerpselen. Ik had van Samagoan totaal iets anders verwacht. Het is de plek waar veel hikers een acclimatisatiedag hebben alvorens hogerop te gaan. Het is daarom een drukke plek en weinig keus aan accomodatie. Alles zit vol. Mijn indruk is dat het hier een stuk commerciëler is dan tot nu toe tijdens de trekking. Het persoonlijke ontbreekt. De toeristen komen toch wel of het dorp nou wel of niet vol Yak shit ligt. Dat komt doordat het belangrijke punt is voor acclimatisering. Nou zijn de tea houses over het algemeen weinig of niets byzonders, maar Samagoan slaat alles. Na ons geïnstalleerd te hebben en knoflook soep genuttigd zijn wij samen het dorp gaan verkennen. Ook wel even lekker geen gids in je nek. Hoe geweldig en lief hij ook is. Tijdens mijn ronde voor een eventuele betere kamer kwam ik langs een schattig koffie café. Daar zijn wij na onze verkenningstocht naar binnengestapt. Eindelijk echte heerlijke koffie dan al die oploskoffie. De eigenaresse maakte ook een heerlijke appeltaart voor ons. Ik werd er helemaal warm van de kaneellucht.

Koffie, appeltaart en diversen…

Dag 15:

Onze twaalfde dag op de trekking en tevens acclimatisatiedag, rustdag. George besloot met onze gids naar de Manaslu Basecamp te gaan op ruim 4800 meter. Het sprak mij totaal niet aan en ik plande een dag voor mijzelf. Geen militaire operatie voor mij vandaag om half zeven opstaan, om zeven uur aan het ontbijt en om half acht on the road. De gids denkt dat ik dan bezig gehouden moet worden. Hij vroeg de drager om dan met mij een rondje oud dorp te doen. Een rondje van niets. Tijdens het ontbijt ontmoette ik een Nederlands stel. Ik had ze wel vaker op de route gezien, maar niet gesproken. Ik dacht al die tijd dat hij met z’n moeder de trekking deed. Gaande het gesprek bleek het een stel. Wat ik ook al in Deng zag dat er heel veel ouderen de trekking doen begon hij ook over. Hij zei de jongeren zijn in de minderheid. Toch wel veel 60+ en 70+ op de trekking. Ik noemde maar niet mijn leeftijd. Het stel plakt nog de Annapurna trekking er achteraan. Dat is dan 28 dagen achterelkaar. Ik moet er niet aandenken. Mijn lijf en benen zouden het prima aankunnen, maar na 18 nachten tea houses vind ik het wel welletjes.

Na het ontbijt ga ik met onze drager op pad door het dorp. Ik kom de een na de andere bekende tegen die wij bij diverse tea houses hebben ontmoet. Ik vraag hem of hij de weg naar de Lake weet. Dat weet hij niet en ik moedig hem met handen en voeten werk aan het aan iemand te vragen. Komen wij na de wandeling bij onze tea house aan loopt hij naar boven. Ik sta beneden een tijdje te wachten in de veronderstelling dat hij ermee bezig is. Mijn ongeduld begint mij parten te spelen. Loop ik naar boven is hij op z’n mobiel bezig, pfff. Ik vraag ernaar. De eigenaar hoort het en legt het hem uit. Het is een pracht route dat door het park van de Monastery loopt. En warempel tijdens mijn afdaling van de Lake passeerde mij de meest oudere man die ik in Deng heb gezien. Ik herkende hem aan z’n markante bril. Deels kende ik de route al omdat ik gisteren met George naar de Monastery ben geweest. De drager is maar al te blij dat hij de route naar de Lake nu weet. Meneer is van de selfies en wordt daar rijkelijk op beloond. Als wij de Monastery aankomen is er net een dienst gaande. Het blijkt een vrouwen klooster. Ik maak stiekem een foto. Ik had ook alleen naar de Lake kunnen gaan. Dat deden anderen ook op de acclimatisatiedag. Ik was dan ook niet alleen. Alleen mocht niet van de gids. Ook begrijpelijk want hij is en blijft verantwoordelijk. Na het Lake rondje geluncht met ‘ garlic, egg, veg, noodlesoup’ en een kop ginger, lemon thee, bracht ik de middag door met relaxen, dagboek bijwerken en een lekkere expresso met verse apple pie bij het meest knusse koffie café. Daar wordt al vroeg de houtkachel aangestoken. Bij de meeste tea houses gaat de houtkachel pas om 17 uur aan. Als de zon weg is, is het ook aardig koud. Zoals alle dagen tijdens de trekking liggen wij om 20:30 uur op bed.

Een yak is eigenlijk een koe met een vikingmuts.

Dag 16:

De dertiende trekkingsdag van Samagoan naar Samdo. Als ik s’ochtends wakker wordt zie ik dat ik een SMS van Muriel heb over een aardbeving in Nepal. Dan weet ik zeker dat ik het niet gedroomd heb, maar echt gevoeld. Bij het ontbijt blijken meerdere het gevoeld te hebben. Echter, de Nepalezen zelf hebben het er niet over. Alle nieuws kwam van buiten Nepal door bezorgde thuisblijvers van de toeristen. Geen lange dag wandelen. Het is een prachtige wandeling door een mooie vallei met veel manimuren. Wij zitten vlakbij Tibet en de bevolking hier zien er ook Tibetaans uit en is het boeddhisme wat de klok slaat. Van onze gids hebben wij geleerd dat wij links van de manimuren moeten lopen. Verblijven de komende dagen zijn bedoeld om enigszins te rusten en op hoogte te verblijven met de Larkya pas in het vooruitzicht. Wat is Samdo een verademing bij het dorp Samagoan. Niet dat je constant moest uitkijken dat je niet in ezel of Yak drollen stapt. De Yak drollen worden gedroogd en als brandstof gebruikt. Een alternatief voor aanmaakblokjes. Je ziet het tegen de muren van huizen geplakt om te drogen. Gek genoeg stinkt het niet als ze het houtvuur mee aansteken. Na de relatief korte wandeling brengen wij de rest van de dag door met uitrusten. Wat niet echt aangenaam is omdat de kamers zeer koud zijn. Wij bedachten ons om de metalen flessen s’middags al met heet water te laten vullen. Die stoppen wij in onze slaapzak. Heerlijk en kunnen wij enigszins aangenaam een middag dutje doen.

Genieten!

Bij het avondeten komen wij aan tafel te zitten bij een jong Duits stel die wij eerder op trekking hebben ontmoet. Later schuift een Iers stel aan. Het word een hele gezellige avond. Het Ierse stel is al sinds april aan het reizen. In Europa op de fiets begonnen. Dat is het leuke van trekkings. De mensen die je onderweg ontmoet. Soms kom je ze dagen niet meer tegen omdat ze in een andere tea house slapen of een andere acclimatisatie opbouw hebben.

Dag 17:

De veertiende trekkingsdag van Samdo naar Dharmashala, de laatste stop voor de Larke Pas op ruim 4500 meter. Wederom een relatief korte wandeling en de rest van de dag uitrusten en op hoogte blijven. Het is de poort naar de Larke Pass en zowat de hele wereld is er vertegenwoordigd. Het stelt niet veel voor qua accommodatie. Het is er zo druk dat je met z’n vieren een kamer moet delen of een tweepersoons tent. Het laatste zie ik niet zitten op die hoogte in een tent.

De kamers lijken wel barakken. Als ik onze kamer voor de nacht open zie ik vier matrassen op stenen gestapeld. Ik denk gelijk verstand op nul. Achteraf blijkt het wonderlijk goed op te slapen en zeer zeker niet koud. In Samdo was al besloten de kamer met de Oostenrijkse vader en zoon te delen. Die hadden wij al eerder bij diverse tea houses ontmoet. Dus niet wildvreemde mensen en rustige types. De vader heeft in z’n jonge jaren 7000-ers beklommen. Zijn zoon is ermee groot gebracht. Vader klimt niet meer en doen ze jaarlijks een trekking samen. Prachtig, toch!

Met Bernhard en Lukas een cabine delen op 4500 meter.

Sommigen besluiten om 02 uur s’nachts richting de Larkya Pass te gaan. Met onze gids besluiten wij om 04 uur te ontbijten wat tevens de laatste mogelijkheid is. Als om 03:30 uur de wekker gaat ben ik niet blij. Ik ben best nerveus. Op zulke hoogten staat hoogteziekte altijd op de loer. Vanaf Lho heb ik mijzelf op een dieet tegen hoogteziekte gezet. Knoflook soep als lunch en dahl bhat als avondeten en liters gemberthee. Onze drager spreekt geen Engels en ik geen Nepalees, maar met de enkele woorden en gebaren maakt hij mij duidelijk dat ik sinds de dahl bath standaard eet ik als een tierelier loop. De mensen doen het hier al eeuwen en op onze trekking in 2019 at ik het als lunch en avondeten. Ze zeggen niet voor niets: never change your winning team. De liters gemberthee zorgt wel dat je vaak moet plassen. In de nacht in die kou ben ik niet blij. Echter, op Dharmashala was het geen straf. Dat ging gepaard met een uitzicht van sterren en zicht op de reuze bergen bedekt met sneeuw in de nacht. Een magisch aanzien! Hoogteziekte kan je altijd overkomen ook al heb je het nooit eerder gehad. Het enige wat je kan doen bij klachten is zo snel mogelijk naar beneden. Het kan ook levensbedreigend zijn. Ik moet er niet aandenken dat je de Manaslu Circuit gedaan hebt en bij het hoogtepunt moet afhaken en dezelfde weg terug. Het zal je maar overkomen dat je per ezel naar beneden vervoerd moet worden. Zoals de jonge dame die wij zagen opweg naar Shyala. Of als het Nederlands stel die ik in Samagoan sprak op de ochtend dat ze naar Samdo vertrokken. Die wij de volgende ochtend tijdens onze trekking naar Samdo tegenkomen. Ze lopen ons tegemoet dat kan niet kloppen denk ik. Hij blijkt de nacht ervoor steeds naar lucht moeten happen. Z’n longen trekken het niet en er zit niet anders op dan terug naar beneden. Er schijnt een afslag te zijn naar het lagere gelegen Annapurna Circuit. Wat heel zuur is, maar op die hoogte kun je geen enkel risico nemen.

We worden gadegeslagen van hogeraf.

In de middag lopen wij wat rond en zien een winkeltje met de hoognodige proviand. Een aandoenlijke situatie de eigenaar slaapt middenin z’n winkeltje. Er staat een tweepits brander voor warmte en om een maaltijd klaar te maken. Eromheen z’n verkoop artikelen. Dit ben ik vaker tijdens de trekking tegengekomen. Na het avondeten gaat iedereen vroeg naar bed want een paar uur later wacht de Larkya Pass.

Dag 18:

Onze vijftiende trekkingsdag en tevens het hoogtepunt van het Manaslu Circuit. De route loopt van Dharmashala ( 4406 m) naar de Larkya Pass ( 5106 m) naar Bhimtang ( 3700 m) onze slaapplek voor die nacht. Om 04 uur zitten wij aan het ontbijt en om 04:45 uur beginnen wij aan onze tocht. Aan deze dag zijn 14 dagen voorbereiding vooraf gegaan. Wij zijn meerdere malen ver boven de 3000m gegaan en dan weer zakken soms zelfs tot 1000 m. Dit alles voor acclimatisatie. Vaak wordt er bij Agurath of Khorla Besi gestart met het Manaslu Circuit. Deels ook vanuit praktisch oogpunt omdat deze plekken nog met een bus te bereiken is. Onze reisorganisatie doet er een schepje bovenop en laat ons twee dagen extra hiken alles voor de acclimatisatie. De eerste dag klimmen wij letterlijk gewoon een berg over van 2000 m tot ruim boven de 3000m om vervolgens te dalen en slapen op 2300 m. De volgende dag een immense afdaling om te overnachten op 970 m. Het is in Nepal niet zo dat het een normale aftreksom is van klimmen en dalen. Nee, het is steeds op en af waardoor je netto gezien altijd meer klimt of daalt. Dat kan als je al dagen bezig bent zeer vermoeiend zijn. Als wij op de top aankomen voel je gewoon de uitgelatenheid en emoties. Ikzelf schiet behoorlijk vol en moet even tot mezelf komen. Vervolgens het fotomoment met m’n WAKA010 shirt en prayer flags. Het is een minivlaggetje maar gaat om het gebaar. In Kathmandu vergeten te kopen. In Samagoan toch dit exemplaar op de kop kunnen tikken. De top halen betekent ook weer naar beneden. Tenslotte geldt ‘ what comes up must come down’.

Het hoogste en hoogtepunt van deze trek, de Larke Pass.

Een waar helse afdaling waarbij totale focus nodig is. Beginnen met Yaxtrax om de schoenen naar de beneden vanwege ijs/sneeuw. Uiteindelijk kunnen die uit. Echter, het wordt er niet makkelijker op. Steile afdaling met veel gruis en losse stenen. De gids geeft aan eerst de balans vinden met m’n poles alvorens een stap te zetten. Zeer vermoeiend en voel het in m’n nek en schouders. Terwijl wij de pas afgaan hoor je in de verte het geluid van vallende ijsrotsen van de gletsjer. Magisch in een eveneens magische omgeving. Uiteindelijk zijn wij de pas af en komen wij aan bij een tea house op 4400 m. Wij hebben allebei trek en bestellen een ‘ garlic veg/egg noodlesoup’. Het wordt vers gemaakt zoals alles hier en smaakt ons verrukkelijk! Blijven even hangen bij de tea house, maar moeten onze afdaling vervolgen naar onze slaapplek vannacht. Dan maar weer op pad om uiteindelijk in Bimthang op 3700 m aan te komen. Een kleurrijk dorp met vrijstaande huisjes. Er wordt flink gebouwd. Het wordt zeer vroeg naar bed na een lange pittige dag.

Dag 19:

Onze zestiende trekkingsdag. Na een goede nachtrust hiken wij van Bimthang naar Gowa.

Tijdens het tandenpoetsen is het genieten geblazen van het uitzicht. Onvoorstelbaar mooi! Na het ontbijt starten wij met onze hike. Het is een sliert van hikers die het dorp verlaat. Wij komen de Canadese Italiaan met z’n vrouw tegen. Hij roept ik ga dit missen, wijzend naar de reuzen om ons heen. Duidelijk geëmotioneerd. Ik loop een stuk verder en keer mij om voor de laatste blik op de Manaslu. Ik moet even een traan wegpinken. Onbeschrijfelijk wat de natuur met je kan doen. Ik voel mij dan heel nietig.

De hike naar Gowa gaat door een mooi bos. Als je naar boven kijkt en de reuzen aanschouwd dan realiseer je je dat het niet een zomaar bos is. Ook zie je tijdens de hike hoe Nepalese mannen het hout voor de mooie huisjes op hun rug naar boven sjouwen. Bij Karche Sukri gaan wij op een zeer idyllische plek lunchen. Ik voel mij er uitstekend. Onze Italiaanse en Oostenrijkse vrienden sluiten aan. Jammer genoeg houdt het idyllische bij Karche Sukri op want is men bezig een een weg aan te leggen.

Bij Gowa hebben wij de tweede prima plek om te overnachten sinds wij op de trekking zijn. Het wordt de laatste nacht en we maken er met de Italiaanse en Oostenrijkse hikers een feestje van. Iedereen is opgelucht dat de Larkya Pass achter ons ligt. Er worden ook grappen gemaakt over ons verblijf in Dharmasala. Voor velen van ons het meest absurde ooit. Even de spanning eraf en daar smaakt een Nepalees biertje prima bij. Het wordt de meest late avond sinds wij met de trekking zijn gestart. Om 22 uur ligt iedereen weer op bed.

Afpilsen met onze Oostenrijkse en Italiaanse loopvrinden.

Dag 20:

De zeventiende trekkingsdag en tevens de kortste en laatste. Wij hiken een klein uurtje van Gowa naar Tilche. Onderweg komen wij nog witte apen tegen. Ons te snel af voor een foto en tevens zitten ze op een plek waar door beweging zo een rots naar beneden kan komen. Dus goed voort maken. In Nepal sta je versteld van wat men allemaal op de rug naar boven of beneden sjouwd. Vandaag kwamen een man tegen die zowat een mini ren met kippen op z’n rug aan het vervoeren was. Ik zag ook een ei. Zou een kip dat net gelegd hebben? We komen in Tilche aan waar wij per jeep naar Besi Sahar gebracht zullen worden. Als wij bij de jeep aankomen zien wij allemaal mensen staan. Een hoop heen en weer gepraat. Ik vang het woord ‘ emergency’ op. Uiteindelijk blijkt een moeder met twee kinderen in de achterbak met ons mee te gaan. Het was een ware 4 uur durende billen knijpen rit. De rit van Kathmandu naar Barpak stelde hierbij niets voor.

Vier uur in de bak om in Chamje te komen…

George zegt op een gegeven moment tegen mij niet naar rechts kijken. Ik dacht ik kijk ook niet links gewoon even ogen dicht. De route zou goed in het programma ‘ gevaarlijke wegen’ passen. Ik hoor hem ook ineens zeggen wat ben ik blij met een stuk asfalt als wij dat voor korte duur meemaken. Ik schiet er gewoon van in de lach. Zullen wel de zenuwen zijn. Ook vraagt hij zich af als het de chauffeurs dagelijkse job is hij geen nierband zou moeten dragen. Ik antwoord dat weet ik niet. Ik ben blij dat ik een sport – bh aan heb. Het traject Tilche naar Dharopani is echt hels. Als wij bij het dorp Chamje een plasstop maken kan ik redelijk bijkomen van het stuk ervoor. Hier zie ik dan dat wij subtropisch Nepal binnenrijden. Ik aanschouw de bananenbomen, rijstvelden en de krekels zijn weer ons metgezel.

Het traject is hels, maar is omringd door zoveel schoonheid. Een aap die lekker op een tak zit te chillen. Een huisje van niets, maar met een prachtige mini pergola van rijkelijk bloeiende bougainville. Dan denk ik het hoeft allemaal niet zo groots. Er moet natuurlijk geluncht worden. Stoppen bij een tentje die tevens ook een viskwekerij heeft. De eerste keer Dahl Bath met droog gebakken vis. Verrukkelijk! Op de route worden wij meerdere malen gecontroleerd. De eerste keer bij het Annapurna startpunt en hierna zullen er nog twee volgen. Bij het startpunt gaat het om onze ‘ permit’. Wat de andere keren inhoud zou ik niet weten. Ik laat het aan de gids over. De jeep rijdt hetzelfde parcours als de Annapurna hikers. Ik verbaas mij dan ook zeer over de populariteit van deze trekking. Ik moet er zelf niet aan denken om langs jeeps te lopen. Stoffig, modderig en gevaarlijk. De echte schoonheid van het Circuit zal wellicht achter de bergen zitten.

Checkpoint

Als wij uiteindelijk in Besi Sahar aankomen stappen wij over in een luxe 4 WD die ons naar Kathmandu zal brengen. Wat een opluchting, zoveel mogelijk geasfalteerd en geen ravijnen. Als wij rond de 30 km voor Kathmandu zijn neemt de chauffeur een sluiproute vanwege file. In eerste instantie lijkt de route door een dorp te gaan, maar al gauw blijkt het door heuvels te gaan. Het is donker en dan zijn wij niet blij met deze bergweggetjes. Dan denk je hij gaat gelukkig weer naar beneden dan is het tegenovergestelde waar. Net als tijdens het hiken denk je dat je er bent moet je weer omhoog om een berg heen, pfff.

Uiteindelijk stappen wij 7 uur later uit bij hotel Yak & Yeti in Kathmandu. Waar wij de komende 3 dagen ongeneerd gaan relaxen. Het was een fantastisch avontuur. Mijn comfortzone meerdere malen verlegd. Veel inspirerende mensen ontmoet. Inspiratie opgedaan voor mooie tochten, bijvoorbeeld Stubaital, Trentino en La Reunion. De Diagonal des Fous ultratrail, La Reunion heeft een tijd op George zijn lijstje gestaan. Volgens Lukas kun je er prima zelf hiken. Wie weet in de toekomst….

Maar wat is het heerlijk om weer een normale warme douche te kunnen pakken. Geen gat meer in de grond, maar een normaal toilet. Even geen slaapzak meer. Nepal is een prachtig land met wonderschone natuur! Je komt ogen tekort en het is allemaal niet middels een camera vast te leggen. Elke hike dag was een avontuur op zich, de natuur, de mensen en situaties die je op de bergpaden tegenkom. Veel stof tot nadenken.

Ik draag de mooie en vriendelijke mensen van Nepal een warm hart toe. Maar wat ben ik dankbaar dat mijn wieg niet in Nepal heeft gestaan.

Eindelijk ongegeneerd relaxen.

Nepal april 2019

-1298085007733248543_IMG_1255
Inleiding

Een paar jaar geleden kregen we van mijn ouders het boek Lopen Over De Grens van Katja Staartjes. Hierin wordt de voettocht beschreven die zij met haar partner maakte in Nepal langs de grens met Tibet. De gelijknamige presentatie door Katja woonden we een jaartje later bij in een theater in Oosterhout. Beide ontstaken bij ons een vuurtje dat werd aangewakkerd iedere keer als we erover spraken of het boek opensloegen. Door de zaken waar we mee bezig waren, werd een bezoek aan Nepal steeds op de lange baan geschoven.

Begin 2018 geven Ian Corless en Elizabeth Barnes in de MudSweatTrails winkel een presentatie over etappetrails. Hierbij zoemen ze in op de Costa Rica Coastal Challenge en de Everest Trail Race. Als ik ’s avonds thuiskom weet ik wat ik wil. Vroeg in het jaar naar Costa Rica en in november naar Nepal om de ETR te lopen. De tijd verstrijkt en dingen gebeuren.

We besluiten uiteindelijk om niet de Everest Trail Race te lopen maar om samen een hike door Nepal te maken. Geen startnummers, geen limieten, geen stress. Maar Nepal beleven ‘to the max’ en optimaal te genieten van wat dit prachtige land te bieden heeft.

In het kort, Nepal is meer dan drukke steden en hoge bergen, groene valleien en pittoreske dorpjes. Het zijn de mensen die het land maken wat het is. Daar kom je pas achter als je je, al is het als toerist, tussen hen begeeft. Niet door erheen te vliegen, je race te lopen en weer te vertrekken. Al moet gezegd dat Nepal zich daar ook prima voor leent.

Na lang zoeken en vergelijken gingen we in zee met Travel Nepal. Eigenaar Helmich Riezenbos stelde een prachtige reis samen. De kern ervan was een veertiendaagse trek. We zouden de Tamang Heritage Trail, de Goisakunda track en een deel van de Helambu trail achter elkaar lopen.

Een dagboek bijhouden is een manier om herinneringen vast te leggen. Natuurlijk kun je regelmatig op social media wat foto’s en een paar zinnen posten. Dan kom je thuis en heb je niks meer te melden. Mijn keuze is geweest om iedere dag een paar zinnen op te schrijven. De ene dag lukte dat beter dan de andere. Als het goed is krijg je dan een verhaal met een kop en een staart. De foto’s zijn een belangrijk deel van het verhaal. Terug in Nederland zal ik het verslag publiceren. Het is mijn persoonlijke beleving. Ik heb niet geprobeerd zaken lelijker of mooier af te schilderen dan ik ze meemaakte tijdens deze vakantie.

Hopelijk inspireert het de lezer een bezoek aan Nepal te overwegen.

George Daams

6 april Aankomst in Kathmandu

Via Istanbul vlogen we naar Kathmandu. Turkish Airlines is een prima maatschappij. Het entertainment system aan boord is een stuk moderner dan dat in de KLM toestellen. En het personeel is top! Bij aankomst in Kathmandu werden we vanuit het vliegtuig naar een bus geleid. Deze reed 100 meter en zette ons af bij de entree van de aankomsthal. Gelukkig hadden wij ons visum al geregeld bij het Nepalese Consulaat in Amsterdam. Dat scheelde aanzienlijk in de wachttijd bij de Nepalese douane. Eenmaal buiten zagen we tussen een chaos van mensen met naambordjes onze man van Travel Nepal. Een half uur later waren we in ons hotel. Een stuk buiten het centrum.

Het elektrieke netwerk van Kathmandu valt me als techneut natuurlijk op. Een foto zegt hierbij meer dan woorden…

‘…ik denk dat dit wel getest is…’

Als je ooit in India bent geweest denk je dat je iets gewend bent als het gaat om verkeer. Nepal steekt India aardig naar de kroon. De afwezigheid van stoplichten en het gegeven dat niemand ogenschijnlijk een fuck geeft zorgen voor idiote situaties. Als voetganger oversteken tijdens de spits is een uitdaging! Maar goed. Als het voor hen werkt passen wij ons aan.

Traffic in Kathmandu

Een vriendelijke, welbespraakte student wijst ons de weg richting Thamel.Hij loopt een stuk met ons mee en is oprecht geinteresseerd in ons.
Een taxi nemen is als fors gebouwde Europeaan een uitdaging. De piepkleine Suzuki’s, waar het van wemelt, zijn eigenlijk niet geschikt voor ons formaat. Toch zie ik ze vaak rijden met zes, zeven Nepali erin. Mooi om te zien.
Thamel is de toeristenwijk. Iedere grote stad ter wereld heeft wel zo’n wijk. Blanke rasta’s met drollenvangers voor zes weken en tattoo’s lopen er hand in hand met neusringmeisjes in lokale kledij. ‘Kijk mij nou eens hip zijn…’ Drugs worden op iedere straathoek aangeboden. Het lijkt Amsterdam wel. Veel winkeltjes met fake merkartikelen. De smalle straatjes lenen zich niet voor de mengeling van voetgangers, auto’s en veel, heel veel motoren. Toch gaat alles gewoon door. Het irritante, constante claxonneren hoor je op een gegeven moment niet meer.We hebben het gauw bekeken en kuieren terug naar ons hotel. We eten er ‘s avonds de heerlijkste Nepalese gerechten. Het beviel zo goed dat we er een dag later hetzelfde bestelden. Dhal Bhat.
De vele zwerfhonden die je overal in de stad ziet hoor je overdag niet. Ze slapen of lummelen wat rond. Die opgespaarde energie bewaren ze blijkbaar voor ’s nachts. Het blaffen gaat uren achtereen door. Tot Klaas Vaak zijn werk komt doen.
Wat opvalt in het straatbeeld is de enorme hoeveelheid zwerfafval. Alles soorten plastic, papier en wat je maar kan bedenken ligt her en der. Soms meters hoog. Er lijkt geen sprake te zijn van een vuilophaaldienst. Laat staan een soort van bewustzijn over omgang met afval. Later zal blijken dat dit in de bergen niet veel beter is. Prachtige gebieden worden langzaam de nek omgedraaid door achteloos weggegooid afval. De verwachte toename van het toerisme de komende jaren zal de situatie er niet beter op maken.

7 april  Sightseeing Kathmandu

Na het ontbijt werden we door een gids en chauffeur opgehaald voor een sightseeing in Kathmandu. Jamuna spreekt uitstekend Engels en is door haar baan als gids een zelfstandige vrouw. Dat is in Nepal iets bijzonders. In de grote steden zie je het wel steeds meer.

Trappetje van niks

Zij toont ons verschillende tempels. ‘Do you want to do all 360 stairs?’ Natuurlijk! In no-time staan we boven. Al die bergtraining hebben we niet voor niets gedaan. ‘Wow, you guys walk fast…!’ De ‘Monkee Temple’ stikt van de bavianen. Gelukkig zijn ze niet agressief. Eerder voorzichtig naar mensen.

Jeuk an me naad

Het uitzicht over Kathmandu toont de grauwe deken van smog over de hele stad. De continue stroom uitlaatgassen blijft hangen in het dal. De mensen zijn er aan gewend. Velen dragen stofmaskertjes.

Blanketing Kathmandu

Tegenover de grote Budah tempel eten we momo’s bij een dakrestaurant. Een Nepalese variant op Dim Sum. Heerlijk! Het uitzicht nodigt uit tot blijven plakken. Maar we moeten door! Naar de crematieplaats. Hier worden bijna dagelijks crematies uitgevoerd in de open lucht volgens religieuze rituelen. Wij boften vandaag en werden er niet mee geconfronteerd. We kregen wel een goed beeld van de gang van zaken. De rivier waaraan dit gebeurd is zwaar vervuild. Pogingen van de lokale overheid om hier verbetering in te brengen slagen slechts deels.

Cremation Area Kathmandu

In de talrijke tempels zitten sahibs, heilige mannen, hun ding te doen. Jamuna verteld dat het vaak een act is om geld te verdienen. Fel wit en oranje geschminkt, met lange baarden bieden ze toeristen aan om, tegen betaling, een foto van zich te laten nemen.

8 april  Bakhtapur

Dezelfde chauffeur als gisteren haalt ons na het ontbijt op. Hij heeft een andere gids bij zich met een onuitspreekbare naam. Vandaag verlaten we Kathmandu en gaan naar Bakhtapur. Een van de drie koningssteden van Nepal. Om erin te komen betaal je een fee. Dit is Unesco wereld erfgoed.

De herstelwerkzaamheden van de aardbeving in 2015 vorderen gestaag. Toch is er nog veel te doen. Bakhtapur ademt een heel andere sfeer dan Kathmandu.De afwezigheid van auto’s in het oude centrum scheelt enorm. Alom aanwezige motorrijders zijn net zo irritant aanwezig als elders. Als muggen die je onder een opgerolde krant wilt plakken. Waarna de rest van de familie verhaal komt halen.

Badhuis van de koning

Veel oude ambachten, toeristenwinkels en indrukwekkende gevels. Wat een vakwerk. Een van de gevels was de toegang tot het badhuis van de koning. Het verhaal gaat dat dit smeedswerk zo mooi en verfijnd was, dat de koning (eeuwen geleden) na oplevering de handen van de ambachtslieden liet afhakken om te voorkomen dat ze zoiets elders zouden overtreffen.

Pottery market in Bakhtapur

Een warme lunch op een dakrestaurant kikkert ons op. We slaan wat zijstraatjes in weg van de toeristenarea. En zien het dagelijks leven in Bakhtapur zich voor onze neus afspelen.
Dit is geen ontwikkelingsland! Men heeft hier alles. Andere gewoonten dan wij hebben. Maar dezelfde wensen in het leven. Liefde, wat geluk, wat voorspoed.
Ons hotel bevindt zich in een eeuwen oud pand. De deurtjes zijn zo’n anderhalve meter hoog. Eenmaal binnen is het van alle gemakken voorzien. Dat af en toe de spanning wegvalt nemen we voor lief. Pittoreske shizzle!

9 april  Korte trek van Panauti naar Sanga

Vroeg op vandaag. Er stond een bezoek op het programma aan het Namo Buddha klosster. Aansluitend een trekking van Panauti naar Sanga. De trek ving aan in Panauti op een pleintje vol bussen. We liepen het dorp uit en zaten direct in de landbouw. Een smal pad leidde ons naar een meer heuvelachtig gebied. Na een korte lunch, Chauwmien met buffelsaté, vervolgen we ons pad. Een uurtje verder gaan we stijgen. Eindelijk!

Ik wil weten wat ik waard ben en voer ons gezelschap aan. Af en toe even stoppend om Claudette en Pradib aan te laten haken. Als we na een paar honderd meter klimmen even pauzeren zie ik met genoegen dat onze gids behoorlijk loopt te puffen.

Wat opvalt is dat elk stukje grond in de dalen wordt gebruikt. Is het niet voor landbouw dan wel voor bewoning. De huizen worden kwalitatief redelijk goed gebouwd. De uitstraling doet me een beetje aan België denken. De huizen staan er ook kriskras door elkaar. Tevens lijkt geen huis op een ander. Blijkbaar is er in België en Nepal geen bestemmingsplan. Wat een verademing.

10 april  Op weg naar Syabru Besi

Er zijn in Bakhtapur meer religieuze festivals dan er dagen in een jaar zijn. Vanwege Bisket Satra festival, een hindoe aangelegenheid, stond het plein voor ons hotel vol met mensen. Ze wachtten tot de processie in beweging kwam. Gelukkig ging dat redelijk vlot. Om half acht zou onze gids ons ophalen voor de autoreis naar Syabru Besi. Om acht uur waren we op pad. Een 4wheel drive met chauffeur, een gids, een drager en twee toeristen uit een ver land.

Vanuit Bakhtapur via Kathmandu naar de main highway. Na enkele uren wordt de weg smaller. Het verkeer is absoluut verschrikkelijk. Maar het went. Na een uur of vier maken we een tussenstop bij een truckstop. Ik tik een kiprijstgroente weg en verbaas me over de gang van zaken. Schijnbaar chaotisch maar ieder krijgt vlot wat’ie wil.

Uren later. De weg wordt steeds smaller. Het passeren van tegenliggende trucks is regematig een billenknijper. Vanuit de auto kijk ik dan 50, 60 meter naar beneden. Kudo’s voor onze driver, een bad ass. Hij brengt ons na krap zeven uur op de plek van bestemming, Syabru Besi. Van hier uit starten we morgen onze trek. We checken in in de Trekkers Inn en lummelen wat rond. Bij de lokale coiffeur laat ik me scheren. Glad als een babybilletje is mijn bakkes als we aanschuiven voor het diner. Rijst met groenten. Vanaf vandaag eten we vegan.

11 april  Van Syabru Besi naar Gatlang

We zijn ruim op tijd wakker. De afgelopen dagen hadden we toch wel wat zenuwen over onze plannen. Veertien dagen trekken door het hooggebergte is geen kattepis. Wat als een van ons hoogteziekte krijgt? Wat als…? Wat als…? Het beste idee is om slechts éen tot twee dagen vooruit te kijken.

Na het ontbijt rekende ik af, gespte mijn rugzak om en zag dat onze drager al vertrokken was. Pradeep, onze gids, zei dat hij een voorsprong nam. 15 kg was het maximum dat we mochten laten dragen. Wij kwamen met onze plunjebaal net aan 14 kg. Peanuts als je zag wat sommige dragers torsten. 120 liter tassen vol meuk worden door de bergen gesjouwd alsof het een pak melk is. Een eenvoudige band om het voorhoofd en een touw aan de achterzijde is het enige dat ze gebruiken.

Onze trek begon met een klim van zo’n 800 meter over een kleine vier kilometer. Het eerste uur ging het nog lekker vlot. Ik kon Pradeeb makkelijk bijhouden.  Af en toe lasten we even een paar minuten pauze in. Even zitten, wat drinken, de hartslag weer wat laten zakken. En door! Na dik twee uur stonden we op de top. Hier was een hotel. Dat betekend in de Nepalese bergen een klein winkeltje aan huis. Je kan er wat te eten of drinken kopen. Als het regent zit je bij de familie in de woonkamer. Zeer charmant. Ik koop een fles water en merk op dat dezelfde fles duurder wordt naarmate je hoger in de bergen komt. Begrijpelijk.

Vanaf hier is het redelijk plat. De volgende kilometers zullen we nog zo’n 200 meter stijgen. De uitzichten zijn fenomenaal! De zevenduizenders torenen hoog op in het Langtang massief aan de horizon. In de Alpen kan ik genieten van de bergen. Dit gaat echter twee keer zo hoog!  Wat me opvalt is dat we nu, op ongeveer 2400 meter, nog door de bossen lopen. De boomgrens houdt in de Alpen wel op rond de 1900, 2000 meter. Bergopwaarts gaat de begroeiing hier nog een flink stuk door.

De mensen die we tegenkomen zijn prachtig. Mooie rimpelkoppen, traditionele kledij en een zeer karakteristieke uitstraling. Kracht! Af en toe neem ik een foto. Maar de mooiste momenten laat ik voorbij gaan. Ik geneer me te vragen of ik een foto van iemand mag nemen. Met de vraag zelf zou het moment al bedorven worden.

Gatlang
Gatlang

De laatste kilometer sluit Claudette vriendschap met een vrouwelijke drager. Deze dame zag haar zwoegen en moedigde haar aan door te lopen. Prachtmoment. Het geeft je te denken. Daar lopen wij, redelijk getrainde, rijke westerlingen met ons hip en passend outdoor tenue te puffen en kreunen, worden we even links en rechts ingehaald door Nepalezen met 60 kilo of meer op hun rug. Aan de andere kant, ik geef het ze te doen om een paar weken in mijn wereld mee te draaien.

In Gatlang worden we welkom geheten en krijgen een eenvoudige maar nette kamer. Een paar bedden, een peertje en een stopcontact. In de kleine gemeenschapsruimte bestel ik een grote pot gemberthee met honing. En als lunch voor ons beiden Dhal Bhat. Nepalees powerfood! De rest van de dag vermaken we ons met rust en contacten maken met andere trekkers en lokalio’s. Lastig maar leuk. Men wil er graag Engels spreken. Dat lukt niet altijd. Maar de wil is er. En daar begint alles mee. De warme gastvrijheid waarmee we hier ontvangen worden maakt me wat week van binnen. Ik voel me welkom.

Een korte wandeling door Gatlang brengt me dichter bij de bewoners. Het dorp lijkt redelijk opgekrabbelt sinds de aardbeving van 2015. Overal wordt gebouwd. Zowel in de traditionele stijl met natuurstenen muren als met gewapend beton en bakstenen. Er hangt een sfeer van optimisme.

12 april Van Gatlang naar Tatopani

We verlaten Gatlang volgens plan om half acht stipt. Door het dorp dalen we enkele honderden meters af naar de rivier. Deze volgen we vrij makkelijk tot aan de hangbrug bij Chilime. Uiteraard gaan we erover om dan te zien dat de dragers een bruggetje eerder namen. Slim. In Chilime zien we jonge gasten hun kekke motoren wassen. Er wordt gevoetbald op een pleintje. De zon schijnt er. Een kilometer verder begint de klim richting Tatopani. Onduidelijkheden in de reisbeschrijving, gebrek aan ervaring op deze trek van onze gids en vooral het gemis aan een kaart gaven onduidelijkheid over hoe ver we moesten klimmen.

Na driehonderd meter passeren we een hotel. Nogmaals, dit is niet meer dan een eenvoudig, theehuis. We stoppen voor een pauze en bestellen cola en Dhal Bhat. Niet wetende dat dit vers wordt gemaakt. Het duurde dus nog drie kwartier voor het eten op tafel stond. Maar we ‘lieten het los’ en hadden leuke ontmoetingen met andere trekkers.

Deze dame maakte de heerlijkste Dhal Bhat.

Een Ierse dame die er met haar dochter liep vertelde dat er ’s ochtends in haar hotel twee Nederlanders waren. ‘One of them a long guy with curly hair, continuously taking photos and anxious to get a wifi connection’. Dat kan er maar een zijn. Chris van Beem. Ik wist dat hij in deze periode hier in de buurt zou rondhobbelen met zijn kompaan Jeroen Kingmans. Ik keek er naar uit om ze ergens op de track tegen te komen. Helaas waren ze al vroeg vertrokken en zouden ze niet in Tatopani overnachten. Zij liepen dus voor ons uit. Helaas pindakaas.

Uiteindelijk gaat het steile deel van de klim over in een minder stijl deel. Als we eindelijk Tatopani bereiken blijkt ons teahouse zich bovenaan het dorp te bevinden. Pffff, nog 50 meter klimmen en het eindeloze klimmen is voorbij.

De heetwaterbronnen waar het dorp haar naam aan ontleent zijn niet meer actief sinds de aardbeving van 2015.

13 april  Van Tatopani naar Thuman

Midden in de nacht is er veel kabaal van een groep motorrijders die ook in het Teahouse verblijven. Rich kids uit de stad zo te zien. De haartjes keurig in de snit, de Iphone in de hand en de motoren tussen de huizen geparkeerd. Een van de oudere gidsen maant ze tot stilte en dat werkte. Om zes uur gaat ergens de muziek aan, iedereen wakker. Dit alles hoorde ik bij het ontbijt. Het slapen met oordoppen in heb ik me bij eerdere gelegenheden eigen gemaakt. Als ik wakker wordt hoor ik de regen op de golfplaten tikken. Dat wordt een dag sjokken in regenpak. Gelukkig klaart het weer op en kunnen we het regenpak na een half uur lopen in de rugzak proppen.

We stijgen langzaam door een bospad. Veel rodondendrons, af en toe een kudde yaks, enkele eenvoudige huizen… wat me vooral treft is dat de enige geluiden die we horen die van de vogels zijn, het riviertje beneden in het dal en het neerkomen van de vallende blaren. Tot we gegil horen van een apenfamilie. Veel geschreeuw, weinig wol. We passeren een boerenfamilie. De kinderen rennen op ons af en bietsen om chocola. Ik breek een van mijn Cliffbars (voor noodgevallen) aan en verdeel hem over de kinderen. Snotneuzen, eenvoudige kleren, slippertjes of fake Crocs maar wat lijken ze gelukkig. Ik moet even slikken.

‘Chocolat, please, sir?’

Het pad is niet moeilijk of technisch. Na twee uur hebben we een prachtig uitzicht over de Langtang mountainrange. Zes- en zevenduizenders genoeg. Om stil van te worden. Zwijgend lopen we naar het hoogste punt op zo’n 3300 meter. Claudette en ik knopen er een van de gebedssjaaltjes aan een mast die we in Kathmandu hadden gekocht. Bij een van de weinige tearooms bestellen we Dhal Bhat. Het wordt vers gemaakt en dat proef je. We blijven er een uurtje hangen en zien de Franse familie aankomen de eerder in Gatlang zagen evenals Margy, een Luxemburgse die deze trek solo doet. ’s Avonds blijkt dat we allen weer onder hetzelfde dak slapen.

De afdaling duurt vervelend lang. We zijn blij dat we niet, net als gisteren, naar de andere kant van het dorp moeten lopen om bij ons guesthouse te komen. Dan daal je nog een dikke honderd meter. Zoals bij de andere guesthouses is het ook hier de gastvrouw die al het werk alleen doet. Koken, de gasten ontvangen, de kamers onderhouden, de bar en alle voorkomende werkzaamheden. Geen tijd voor geneuzel met drie kleine kinderen die ook om aandacht vragen. De vrouwen van Nepal zijn van een bijzonder kaliber. Maar zet ze voor een camera en ze zijn net zo ijdel als veel andere vrouwen. Even de haren goed doen, zit het kettinkje goed, zit mijn kostumeke goed. Prachtig, die rolbevestiging.

Een korte wandeling door het dorp brengt ons midden in een rouwceremonie. Met enige terughoudendheid slaan we de processie gade. Oudere dames met gebedsmolentjes, mantra’s mompelend. Verderop staat een afdakje waaronder de dames geknield hun molentje laten draaien. In het gebed voorgegaan door een monnik. Hij leest voor uit een gebedenboek. Als we aan komen lopen biedt een prachtig geklede dame ons een kopje thee aan. Boterthee. We gaan zitten en ik denk aan een scène uit Seven Years In Tibet. Als Heinrich Harrer vertrekt uit Tibet schenkt zijn Engelse vriend, die inmiddels met een Tibetaanse is getrouwd, een kopje boterthee in. ‘This cup remains untouched untill the loved one returns’. Een prachtige Tibetaanse traditie. Ik schiet vol.

De avond brengen we door met de Luxemburgse, twee Duitse jongens, een Frans gezin met wie we sinds Syabru Bresi gelijk optrekken en een aantal van de gidsen en dragers. De vrouwelijke drager van de Fransozen is Claudettes vriendin sinds Gatlang. Ze hebben grote pret samen. Vanavond fried momo’s voor mij en een lokale soep met noedels. Alles proberen is het motto. Heerlijk. Op tijd naar bed, wat lummelen, oordoppen in. De muziek van de ceremonie schalt nog de hele avond over het dorp.

14 april Van Thuman naar Briddim

Ons doel voor vandaag ligt aan overkant van het dal. Briddim. Bij benadering op dezelfde hoogte als Thuman. Een op-en-neertje dus. Eigenlijk een neer-en-opje. We dalen dik zevenhonderd meter af. Echt technisch wordt het nergens. Maar even niet opletten en je kan lelijk op je gezicht gaan.

Door al dat gelummel in de bergen van de afgelopen jaren beweeg ik me vrij makkelijk. Niet snel maar wel effectief. Deze reis is echter geen trailrun. Het is een hikevakantie. En die doen we samen. Sinds de tweede dag van de Langtang trek probeer ik mijn tempo aan te passen aan dat van Claudette. Pradeeb laat ik vooruit lopen. Ik wacht bij iedere bocht tot ik haar weer zie verschijnen. En tot ik zie dat zij mij heeft gezien. Zij doet het prima, loopt haar eigen tempo en verlegt regelmatig grenzen. Zo ook vandaag. Als we in het dal aankomen zijn de laatste vijftig meter naar de hangbrug over de rivier zeer lastig. We hebben de volle concentratie nodig om ze te nemen. Eenmaal voor de hangbrug is duidelijk dat die zijn beste tijd gehad heeft. De eerste tien, twaalf meter worden met hout, stenen en oude vangrails ‘begaanbaar’ gemaakt. De zijkabels hangen er slap bij. ‘Maximum three people on the bridge’, wordt er gemeld.

Ik druk Pradeeb op het hart om dicht bij Claudette te blijven.  Haar stokken houd ik vast zodat ze haar handen vrij heeft om de zijkabels vast te pakken. Zodra ze op de stalen platen loopt gaat het eigenlijk prima. Vanuit mijn oogpunt dan. Als zij en Pradeeb bijna aan de overkant zijn beweeg ik voorzichtig naar voren. Even later aan de overkant komen de emoties los. Een paar Amerikaanse dames die net waren overgestoken hadden dezelfde reactie. Ik ben apetrots dat ze het geflikt heeft. En dat laat ik haar weten. Ondertussen laat een jonge drager met een enorm pak op zijn rug hoe goed hij wel niet is. De tweede helft van de brug rent hij naar boven, de oever op. Knap, hoor.

De klim richting Riddim gaat probleemloos. In Lingling, honderdvijftig meter hoger, stoppen we voor een kop massalathee. Op ons gemakje sjokken we naar het dorp. En ja, hoor. Ons guesthouse, Potala, ligt bovenaan. De gastvrijheid is hartverwarmend. Voor het eerst deze hike hebben we een kamer met eigen toilet. Blijkbaar is er nog niet schoongemaakt voordat wij arriveerden. Het beddengoed was duidelijk niet schoon. Jammer. Dan maar in de slaapzak.

15 april Van Briddim naar Sherpagoan

Gesprekken met andere trekkers de afgelopen dagen maakten duidelijk dat we de trip veel meer naar onze hand konden zetten. Vandaag zouden we afdalen naar Syabru Besi, zo’n zevenhonderd meter, om morgen hetzelfde stuk en meer, weer te klimmen richting het Lama hotel. In plaats daarvan stijgen we direct zo’n zevenhonderd meter en lopen direct naar Sherpagoan. Op deze wijze hebben we twee kortere loopdagen van vier, vijf uur. Dat geeft wat meer rust. Er komen nog een paar lange dagen aan met veel klimmen en dalen. Vooral het tweede deel van de route is de moeite waard. Prachtige vergezichten, spannende paadjes en meer volk op de track dan de afgelopen dagen. We kwamen een Duitse vader tegen die met zijn zoon van zeven al voor de derde keer een trek in Nepal liep. Wat een bevoorrechte jongen! Eigen rugzakje op en doorlopen.

Sherpagoan is een klein bergdorp zoals we er al een paar hebben gezien. Enkele tientallen huizen. Het aantal lodges en homestays neemt toe. Wij slapen in de Tibet Homestay. Deze wordt gerund door een weduwe. Zij doet alles in haar eentje. En het is schoon! Haar oude schoonmoeder prevelt mantra’s terwijl de kralen van haar gebedskettinkje door haar vingers gaan. ’s Avonds slaapt het oudje op een matje in de hoek. Hartverscheurend om te zien. Zo heeft men het altijd gedaan hier.

In eerste instantie worden we naar een klein kamertje geloodst. Sanitair op de gang. Niet ongebruikelijk hier. Dan moet je net Claudette hebben. Die had al gezien hoe het in elkaar stak. Na wat aandringen kregen we een kamer met ‘attached bathroom’. Een eigen badkamer. Ik ga een uurtje slapen en ben zo onder zijl.

Ik word wakker als een luidruchtig gezelschap Tjechen arriveert. Een van hen wijst later naar mijn Cape Wrath Ultra shirt en vraagt of ik in Schotland op expeditie ben geweest. Vervolgens vraagt hij of dit onze eerst keer in Nepal is. Als ik dat bevestig verteld hij luid dat dit al zijn vijftiende keer is. Hij leidde expedities, beklom de Mount Everest, K2 en nog wat bergen. Wat voor expeditie doet hij nu dan? ‘, vraag ik. Walking tourists along the Lang Tang trek’. Jaja. Haantjesgedrag. ’s Avonds tijdens het eten worden we straal genegeerd. Hun Nepalese gids is wel sociaal en praat honderduit als hij hoort dat we uit Nederland komen. Hij is er geweest. ‘In Joetreg, de Dom!’ Heerlijke kerel. De Tjechen luisteren mee maar bemoeien zich niet met het gesprek. Het haantje van vanmiddag, nodigt de gids bij zijn gezelschap aan tafel uit. Waar de man vervolgens door hen volkomen genegeerd wordt. En wij weer gezellig met hem verder keuvelen. Als we naar onze kamer gaan wens ik iedereen overdreven vriendelijk een goede nachtrust.

16 april Van Sherpagoan naar Thulo Syabru

Goed uitgerust en na een prima ontbijt gaan we op pad. De plannen hadden we wat gewijzigd. Vandaag zouden we een korte loopdag hebben. Dat word nu een lange. Hiermee sparen we een nacht die we over een paar dagen willen gebruiken om een rustdag in te plannen. We dalen in twee uur honderden meters af naar een woest stromende bergrivier. Aan de overzijde daalt het pad ‘Nepali Flat’ mee met de rivier. We stoppen bij de Bamboo Lodge voor een bord Dhal Bhat.

Op de Tamang Heritage trail was het redelijk rustig met touristen, trekkers. Gisteren, richting de Langtang trek werd het al wat drukker. Vandaag lijkt het af en toe wel de Lijnbaan op vrijdagavond. Onderweg passeren we een Chinese jongedame. De haren keurig verzorgd, designer broekje aan, echte hike handschoenen voor haar ultralichte wandelstokken. Zeer professioneel zag het eruit. Haar drager stond te wachten tot ze weer een paar meter verder was. Hij droeg haar bagage, ik schat zo’n 25 tot 30 kilo. Tevens haar dagrugzak. Madam had het blijkbaar erg zwaar. Voetje voor voetje ging het. Als ze tien meter verder is loopt haar drager weer een stukje door en gaat weer staan wachten. Wat een vertoning…

Claudette in actie

Na zeveneneenhalf uur, drie hangbruggen en veel stijg- en daalmeters arriveren we in Thulo Syabru. En weer regelt dat topwijf van me een kamer met badkamer. Tijdens het eten, momo’s en chowmein begint het te regenen. De spanning valt een paar keer weg. Niemand kijkt op of om. Men is het gewend. De meegebrachte koplampen bewijzen hun dienst wederom.

17 april Van Thulo Syabru naar Singhompa

Vandaag gaan we hoogte in. Ons doel is Singhompa op zo’n 3300 meter. De weersverwachting, die we konden checken dankzij wifi in ons verblijf, had aangegeven dat het zou gaan regenen. En dat deed het. Dat we op een populaire trail zaten was wel duidelijk. Iedereen vertrekt zo’n beetje op hetzelfde tijdstip. Met een behoorlijke file op de trappen als gevolg. Een enorme groep Chinezen, een paar Denen, wat Amerikano’s, nog meer Chinezen, een Engelse familie en natuurlijk de dragers die al hun zooi naar de plek van bestemming sjouwen. Ik haat het in een file te lopen. Na de UTMB van afgelopen zomer ben ik er helemaal klaar mee. Ik sluit aan bij de voorste groep dragers en sta binnen een uurtje met hen dik 400 meter hoger. Ik wacht er op Claudet om onze weg samen te vervolgen. Na tweeeneenhalf uur zijn we dik 1000 meter gestegen en belonen onszelf met een kop massalathee. De zon breekt door. Ik loop verder in een t-shirt. Een Deens koppel liep gelijk met ons op. We hadden direct iets om over te praten. Hoe plat onze landen wel niet zijn en zo.

Na de thee was het nog een uurtje ‘Nepali Flat’ tot Singhompa. Weer hebben we een prima kamer. Elektrische spanning is er afkomstig van zonne-energie. Gelukkig heb ik een paar powerbanks bij me.  Singhompa is een zeer klein maar efficiënt dorp. Waarschijnlijk mede te danken aan het heliplatform. Daar is net een transformator afgeleverd. Het is dus aannemelijk dat men hier binnen afzienbare tijd netspanning heeft. Ons guesthouse, Yak&Nak, is eenvoudig maar zeer professioneel. De kamers zijn schoon en de verblijfsruimte comfortabel. We lunchen voor de verandering met dhal bhat en citroen/gemberthee. Ik merk dat de hoogte me iets lichter in het hoofd maakt. Goed dat we hier blijven slapen. Acclimatiseren is alles bij het klimmen. Morgen stijgen we weer zo’n stuk.

In onze kamer is het ijskoud. We kruipen in onze slaapzak met onze kleren aan. Een dikke deken eroverheen. Muts op. We rusten wat als we getik op het dak horen. Het begint te regenen, hagelen zelfs. Hard en lang. Het weer in de bergen, je kan er niet op vertrouwen. Alles best zolang het morgen maar mooi weer is.

Het zweverige gevoel in mijnhoofd maakt plaats voor een zeurderig hoofdpijntje. De eerste verschijnselen van hoogteziekte zijn present. We nemen de lijst van Snow Leopard nog eens door. Wat een complete informatie hebben zij op hun site. Het plan om morgen nog eens elfhonderd meter te stijgen in een paar uur tijd gaat onder de loep. We besluiten om een overnachting in te lassen in Laurebina, zevenhonderd meter hoger. Gedurende de avond blijft de hoofdpijn aanhouden. We drinken veel en bunkeren als bouwvakkers. Knoflooksoep, chowmein en twee borden momo’s. Aan calorieën geen gebrek! Voor de zon ondergaat trekt de hemel weer open en kunnen we nog even genieten van prachtige vergezichten. De nacht is koud. Lang ondergoed, een vest, muts, slaapzak en een deken helpen ons in een diepe comfortabele slaap.

18 april Van Singhompa naar Laurebina

De extra dag die we over hebben door Syabru Besi te mijden besluiten we te gebruiken om de klim naar Goisakunda in tweeën te delen. Rond half acht vertrekken we. Net na de grote groep Chinezen die na wat gesprekjes Maleisiërs blijken te zijn. Ons doel voor vandaag is Laurebina. Zo’n zes kilometer verder en zevenhonderd meter hoger. Ik spreek met Claudette af dat ik samen met haar blijf lopen. We stijgen langzaam en proberen onze ademhaling op een gewoon niveau te houden. Eigenlijk is slenteren. Naarmate we hoger komen worden de uitzichten meer spectaculair. Het einde van de boomgrens in dit gebied komt in zicht. De begroeiing wordt lager. De sneeuw van afgelopen nacht is langzaam aan het smelten. Onderweg ontmoeten we de Denen weer, Katharina en Martin. Zij hebben hetzelfde plan voor de nacht.

The Shingompa Boxmonster

De trek is relatief kort. We arriveren dus vroeg op de plek van bestemming. De groep Oosterlingen arriveert met veel circus. De tafels zitten vol en de eigenaar en zijn zoon lopen zich een slag in de rondte. Een Maleisische dame arriveert met veel misbaar als een van de laatsten van de groep. Ik kan het niet laten en fluister net iets te hard: ‘Look at me suffering!’ Haar man hoort het en schiet in een slappe lach. De licht sluimerende hoofdpijn blijft. Het plan om morgen slechts 500 mtr te stijgen naar Goisakund lijkt me prima. Zolang het bij een lichte hoofdpijn blijft kunnen we rustig doorstijgen. Bistare! Oftewel, rustig aan.

19 april  Van Laurebine via Goisakund naar Phedi

Het plan voor vandaag was een korte loopdag te hebben. Zo kunnen we acclimatiseren. Een overnachting in Goisakund gaf ons de gelegenheid er nog een rondje langs een van de bergmeren te lopen. Op deze hoogte zijn de uitzichten zo bijzonder, je raakt er gewoon niet op uitgekeken. Links staat een dal vol wolken. Rechts een zevenduizender ‘met een hoed’. Een wolkenpluim die er blijft hangen. De enorme omvang van het Langtang massief dwingt respect af.

De Nepalese dragers maken diepe indruk op me. Met een band over het voorhoofd dragen ze soms tot wel 80 kilo op hun rug. Volgens mij lopen ze het gros van de bergwandelaars en -hollers er tien keer uit. Hun schoeisel is vaak niets bijzonders. Een paar slippers soms. Onze drager Sanjeeb droeg Converse Allstars. Waarschijnlijk een goedkope kopie uit China. Afdalende dragers rennen zowat naar beneden. Behendig als berggeiten. Vanouds zijn lastdieren en dragers de enige methode om in Nepal goederen door de bergen te verplaatsen. Om het een ambacht te noemen lijkt me te ver gaan. Wat vaststaat is dat het een bijzonder slag mensen is die dit werk, vaak tot op hoge leeftijd, blijft uitvoeren. Dat zijn vaak mannen. Maar de vrouwen onder de dragers doen zeker niet voor hen onder.

IMG_5745

 View from Laurebina

De dag begon fantastisch met een wolkeloze hemel. Vanuit ons verblijf stegen we direct vijfhonderd meter. Zonder warming-up is dat best een dingetje. Zeker als je vanaf 3900+ NAP begint. We liepen zo langzaam dat we zelfs een nieuw pr hebben neergezet. In krap drie uur lopen we zo’n vijf kilometer. Het tweede deel van de hike liep over een graat. Vrij goed te doen al lag op sommige stukken veel sneeuw. Onder de tegenliggers zaten enkele paardenkaravaans. Onze Deense vrienden kwamen ons een paar keer voorbij.

Na krap drie uur arriveren we in Goisakund. Wij krijgen een kamer in het Tibet Guesthouse. Zeer eenvoudig maar afdoende als je je slaapzak hebt meegebracht. We bestellen wat te te eten. In afwachting wandelen we langs de paar guesthouses waaruit Goisakund bestaat. We komen erachter dat de Denen al zijn vertrokken.

Tijdens het eten begint het te sneeuwen. Onze gids komt binnen en stelt voor door te lopen, de Laurebina Pas over. Als we het nu niet doen bestaat de kans dat we twee dagen in Goisakund vast komen te zitten. Zowel de heen- als de terugweg zullen geblokkeerd zijn door sneeuw. Dat vooruitzicht staat ons niet aan. We laten ons overhalen en pakken onze spullen bij elkaar. Zo blijkt het toch nog een lange loopdag te worden.

Langs het bevroren meer lopend lijkt het alsof het steeds harder begint te sneeuwen. Tot twee keer toe krabbelen we terug en melden Pradeeb dat we liever terugkeren. Hij is er echter zeker van dat het kan. Doorlopen dus maar.

Het wit om ons heen wordt steeds witter. Op een gegeven moment merk ik dat ik nauwelijks diepte meer zie. Ik concentreer me op de vaste punten en op het spoor voor me. De gids loopt twee-, driehonderd meter voor ons uit om te kijken of het veilig is. Hij schreeuwt dan naar de drager, die achter hem loopt, dat we door kunnen lopen. Ik blijf vlakbij Claudette. Een paar stappen, stoppen, een paar keer ademhalen en weer door. Na vijf kwartier zijn we op de Laurebina Pas op ruim 4600 meter. Onze begeleiders lopen door. Ze willen zo snel mogelijk het dal in. Begrijpelijk, wij ook. Toch nemen we een paar minuten de tijd om het gebedsvlaggetje op te hangen dat we in Kathmandu voor deze gelegenheid hadden gekocht. Dit had het letterlijke hoogtepunt moeten zijn van dit deel van onze trek. Nu worden we bijna over de pas heen gejaagd in een koleretempo.

Het planten van De Vlag op de Laurebina pas.

We dalen af richting Phedi. Pradib wil door naar Ghopte volgens de planning. Redelijk gestresst komen we onder de sneeuwzone. ‘That was a life-time experience’, zegt’ie lachend. Dat schiet bij mij in het verkeerde keelgat. Hij had geluk dat Claudette hem niet hoorde. ‘We talk later’, meld ik hem gedecideerd. Tijdens een korte pauze komen we op adem. Ik geef de jongens een Mars die ik in Goisakund had gekocht. De rest van de afdaling gaat redelijk makkelijk. Eenmaal bij Phedi besluit Claudette dat het genoeg is voor vandaag. ‘It’s only two more hours to Ghopte’, protesteerd Pradeeb. Een blik van mij is genoeg om hem een kamer te doen regelen. Eenmaal aan de masalathee zitten we samen een potje te janken. Dit was niet leuk. Tien minuten later begint het zwaar te sneeuwen en hagelen. Hier blijven was de juiste keuze.

Rond de kachel met de Denen, een Amerikaanse die al anderhalf jaar door Nepal trekt, een paar russen en wat Francaises is het best gezellig. Zoals steeds vaker gaan we rond half acht naar ons kamertje. De dekens die we krijgen zijn te vies om aan te raken. Met twee lagen aan en een muts op kruipen we in onze slaapzak.

20 april Van Phedi naar de Thadepati pass

Vandaag is het doel Kutumsang. Normaal gesproken zeven, acht uur lopen. Eerste tussenstop is Ghopte, zo’n vierhonderd meter lager. Dat betekend niet dat je alleen maar daalt. Doordat het pad zich langs de bergen kronkelt stijg of daal je soms zoveel dat het lijkt alsof je verkeerd gaat. De sneeuw en de vrieskou van afgelopen nacht hebben van de paden een glibberzooi gemaakt. Onze drager bindt bij wijze van antislip een stuk touw om z’n gympies. Zelf balen we als een stekker dat we geen yaktracks of cramp-ons hebben meegenomen. Die stonden niet op de paklijst. Voetje voor voetje dan maar. Uiterst langzaam gaat het. Veel stijgen en dalen. Besneeuwde morenes met slechts enkele voetstappen van voorgangers. Ik ga voor, prik met een pole in de sneeuw en zet een paar stappen. Claudette volgt en verlegt haar grenzen met iedere besneeuwde helling die ze oversteekt. Minilawines van sneeuw komen soms naar beneden. We wachten tot ze voorbij zijn alvorens door te lopen. Er lijkt geen einde aan te komen. Als we in Ghopte arriveren hebben we er bijna vier uur over gedaan. Onder normale omstandigheden kan het in twee tot drie uur. We nemen er even rust, laten onze schoenen en sokken drogen bij de houtkachel en genieten van een heerlijke portie dhal bhat.

The road to Ghopte

Op weg naar de Thadepati pas wordt het parcours iets vriendelijker. Gelukkig. Pradeeb wil koste wat het kost deze pas over. Eenmaal boven zou dat nog een drie uur ploeteren zijn. Ik voel aan mijn water dat we op de pas een guesthouse gaan uitzoeken. En zo geschiedde. Pradeeb is duidelijk niet blij met onze beslissing. Dit guesthouse is vrij nieuw. En duurder dan die waar we tot nu verbleven. Al een tijdje hebben we het idee dat hij ons in de meest aftandse tenten in de goedkoopste kamers stopt. Zo houdt hij geld over op het reisbudget. Maar het is onze reis en ons geld. Wij beslissen.

De avond wordt welbesteed. Rusten, eten en converseren met een groep Duitse dames en hun uitermate welbespraakte Nepalese gids. Als er nog een jong Duits trekkersstel aanschuift kunnen zowat de lederhosen uit de kast. Maar daar is het net te koud voor.

21 april Van Thadepati naar Kutumsang

Onze ochtendroutine is volledig normaal geworden. Rond zes uur worden we wakker. De slaapzakken oprollen, hygiëne, dropbag inpakken, rugzakken gereedmaken en ontbijten. Erna rekenen we af en gaan op pad. Vandaag dalen we af naar dik 2400 meter NAP. Zo’n 1400 meter. Eenmaal de pas over passeren we Mangengoth. Een paar dagen terug logeerde Chris van Beem hier terwijl wij nog in Thulo Syabru waren. Wij stoppen er voor een kop massalathee.

De afdaling is goed te doen maar erg lang. Als we eindelijk Kutumsang naderen passeren we een militaire controlepost. Heel onze dropbag moet leeg en alles uitgepakt. Hetzelfde met onze rugzakken. Een genante vertoning als je daar met je vuile was van anderhalve week trekken in je handen staat. Maar ach, ‘zij doen ook maar hun werk’. Controleren op het smokkelen van planten en dieren.

In Kutumsang worden we verrast met een gloednieuw guesthouse. Eigen badkamer en een tweepersoonsbed. Dat word lepelen. De aanwezigheid van wifi geeft me de gelegenheid om het thuisfront te kontakten en weer iets de wereld in te slingeren via de roeptoeterkanalen. Ook wel social media genoemd. ‘Kijk ons eens! Wij staan op een berg in Nepal! Het is hier fantástisch!’

Een stel welvaartshippies zit er buiten te blowen terwijl ze de godganse tijd op hun telefoon bezig zijn. De eigenaar vindt het schijnbaar best. Tijdens het eten ’s avonds doen ze hetzelfde binnen. Als we naar onze kamer gaan meurt het hele guesthouse naar wiet. Nepalese wiet. Topwiet! Maar, gast! Wat heb ik een hekel aan richkid hippies. Zonder wifi zijn ze nergens.

22 april Van Kutumsang naar Chisapani

Vandaag is het de laatste lange loopdag. We zijn er aan toe. De vermoeidheid van het non-stop op pad zijn, de irritaties over het gedrag van onze gids, het gebrek aan hygiëne, aan een fatsoenlijk bed, aan een rustdag,… eigenlijk zijn we er gewoon klaar mee. We willen rood vleesch en Belgisch bier! En vooral, niet meer achter iemand moeten lopen.

De route van vandaag is de minst bijzondere van de afgelopen dertien dagen. Veel bossen, dorpjes in opbouw, mooie vergezichten. Helaas overal bedekt met een dichte wolkenmist. Het weer gooit roet in het uitzicht. De paden zijn minder technisch maar verraderlijk genoeg om je enkel te verzwikken. Scherp blijven is dus het devies. Bij een T-splitsing weet Pradeeb niet waar we heen moeten. Verrekt vervelend als je al vier uur gelopen hebt en nog minstens zo lang verder moet. Met mijn kaart en de Viewranger app help ik hem uit de brand. Hij twijfelt nog maar besluit mijn advies te volgen. Na een dik half uur dalen kunnen we in het dorpje Chipling aan de lunch. Dhal Bhat, what else?

In alle dorpen die we passeren wordt flink gebouwd. Stevige structuren van gewapend beton, afgewerkt met bakstenen wanden. Het lijkt er aardbevingsbestendig uit te zien. De gevolgen van de grote beving in 2015 zijn nog steeds overal te zien. We verlaten Chipling en dalen af via een eindeloos lange ‘trap’ van ongelijke keien en losliggend gruis. Vanaf dit pad hebben we mooi uitzicht op de terrassen waarop landbouw word bedreven. Een uurtje verder weet Pradeeb weer niet waar we heen moeten. Grappig, onze drager Sanjeeb loopt een paar honderd meter voor ons uit en weet blijkbaar precies hoe we moeten lopen. De situatie word genant. Gelukkig heb ik de Viewranger app (met off-line maps!) paraat.

Chisopani is de plaats van onze laatste overnachting. Het ligt bovenaan een heuvel. Voor we aan de klim beginnen passeren we een gehucht, Pathi Bhanjang, waar net de lagere school uit gaat. Alle leerlingen zijn gekleed in schooluniform. De allerkleinsten lopen hand in hand naar huis. Op ons ‘namaste’ gaan steevast de handjes tegen elkaar en krijgen we een ‘namaste’ terug. Waarna ze ons giechelend nakijken. Zó schattig.

De klim vangt aan met een uit zandsteen gehakte trap. De treden zijn heerlijk ongelijk en wisselen af met stukjes plat. Hiervandaan kan men bij de terrassen komen waarop landbouw verricht wordt. Het zal een goede drie-, vierhonderd meter omhoog geweest zijn. Een hond uit het dorp liep met ons mee. Vooral Claudette leek’m bijzonder interessant. Bijna boven bleek het nog een stukje verder dan gedacht. De hond liep met ons mee tot aan het guesthouse.

You’ll never walk alone

Chisopani is door de aardbeving zwaar getroffen. Overal staan ruines. Een ingestort hotel staat helemaal schuin. Als een omgevallen blokkendoos. Ons verblijf leek er redelijk goed vanaf gekomen. De schimmel in de gordijnen en de slechte hygiëne nemen we voor lief. Nog een nachtje in onze slaapzakken voor we weer in een fatsoenlijk bed kunnen liggen.

23 april  Van Chisopani naar Sundaraijal

De hike van vandaag duurt volgens de beschrijving maar drie tot vier uur. We beginnen met een heerlijk lange natuurstenen trap. We vliegen omhoog. We willen deze laatste etappe zo snel mogelijk afronden. Dat weerhoud ons er niet van om te genieten van de omgeving. De route bestaat eigenlijk uit een lang pad doorheen de bossen. Zoals op veel andere plaatsen ook hier overal plastic en afval. Eeuwig zonde! Eenmaal in Sundaraijal-dorp begint de laatste afdaling naar het stadspark. Een goede kilometer non-stop. Langs huizen, winkeltjes, spelende kinderen. Marihuana groeit er overal. Het park is prachtig aangelegd. Het vele zwerfafval detoneerd met het groen.

Aankomst in Sundaraijal

We lopen onder een poortje door en komen op een pleintje terecht. Winkeltjes omringen een soort bushalte. Mensen hangen rond en doen dingen. Onze trek is klaar! We bedanken Pradeeb en Sanjeeb voor hun diensten terwijl we op ons transport naar het hotel wachten. Tijdens de rit door Kathmandu word er gezwegen. Binnen een uur zijn we in ons hotel, het Traditional Comfort Hotel. We vragen de mannen even binnen en bedanken ze nogmaals voor hun inspanningen van de afgelopen twee weken. De tip die we geven wordt goed ontvangen. Het is duidelijk dat ze nu zo snel mogelijk weg willen. We nemen afscheid. Voorgoed. Eenmaal op onze kamer gaan eerst alle tassen leeg. Een putlucht vult de ruimte. De geur van twee weken uit een rugzak leven.

24 – 27 april Pokhara

Om bij te komen van onze belevenissen hadden we voorzien in een paar dagen in Pokhara. Een acht uur durende autorit eindigde bij het trekpontje naar de Fishtail Lodge. Een luxe verblijf dat duidelijk betere tijden kende. Maar ontegenzeggelijk rust en luxe uitstraalde. Twee zaken waarnaar we snakten. Luxe kamers en appartementen, een prima restaurant en een zwembad. De rest van de dag brachten we door in absolute ledigheid. Met een Pina Colada in de hand natuurlijk.

Een Bob Ross-momentje

We hadden voor de twee dagen in Pokhara geen plannen. Geen hikes, geen helicoptervluchten, geen moeilijk gedoe. Gewoon chillen. De volgende dag begonnen we met een wandeling door het stadje. Dat is goed op het toerisme ingesteld. Veel snuisterijen- en outdoorshoppies. Veel restaurantjes van uiteenlopende kwaliteit. Op straat veel toeristen. Trekkers, hippies, een weinig verheffend geheel. Het deed me een beetje denken aan The Strip in Albufeira, Portugal. Voor de middag hadden we een afspraak in de spa van ons hotel. Bodyscrub, massage, de hele santekraam. Vier uur later konden we herboren aanschuiven voor het diner. De laatste volle dag in Pokhara doen we eigenlijk ook niets bijzonders. Wandelen, rusten, wat drinken, wat eten. We lummelen wat af.

27 april Terug naar Kathmandu

De terugvlucht naar Kathmandu met Yeti Airlines verloopt verbazend vlot. Het kleine vliegveld van Pokhara is een lachertje vergeleken met Schiphol. Maar alle zaken lopen er zoals ze moeten lopen. We zullen door omstandigheden nog twee nachten in Kathmandu blijven. Overdag shoppen we nog wat. ’s Avonds dineren we in Hotel Dwarika’s restaurant Krishnarpan. Een van de prestieuze restaurants van Kathmandu. Twaalf gangen. Na de vijfde gang kunnen ze me al wegdragen. Maar we houden vol. Als we ons uiteindelijk in zo’n kleine taxi proppen is het een kwartiertje rijden naar ons hotel voordat we eindelijk kunnen gaan slapen.

12 course diner @ Krishnarpan

29 april  Back home

Om acht uur arriveren we op Kathmandu Airport. Om er daar achter te komen dat het luchtruim van Pakistan gesloten was. Dit zorgde voor een flinke vertraging van onze vlucht. Uiteindelijk vliegen we om drie uur ’s middags naar Istanbul. Waar onze aansluiting naar Amsterdam al uren geleden vertrokken is. De volgende vlucht zal om kwart over zeven in de ochtend vertrekken. Na een verblijf van enkele uren in een prima Turks hotel worden we midden in de nacht weer op het gloednieuw vliegveld gedropt.

IMG_6129

Op de heenreis was de transfer in Istanbul nog op het oude vliegveld. Het nieuwe vliegveld is het grootste en  modernste vliegveld ter wereld. Neem JFK, Heathrow en Schiphol bij elkaar en je hebt een idee van de enorme afmetingen. Zeer indrukwekkend.

Eenmaal aan boord zal ons vliegtuig nog een uur later vertrekken dan gepland. Maar dat kan er ook nog wel bij. Nog drie uurtjes en dan zijn we in Amsterdam. En belangrijker, nog vier uurtjes en dan zijn we weer in Rotterdam!

Permits & doekoe

Foto’s

Leermomenten

Neem een 12Volt-usb adapter mee. Dan kun je je elektrische spullen opladen met solar power.

Nu kochten we water in flessen. Met zuiveringstabletten, waterfilters, UV-zuivering of andere middelen hadden we veel minder hoeven kopen. Dat scheelt een aanzienlijke hoeveelheid plastic.

Als je hogerop gaat (+4000 meter) neem dan sneeuwijzers mee. Cramp-ons of Yaktracks.

De duurste toiletrol in mijn leven kocht ik in Nepal voor 350 NRp. Ongeveer drie euro.

Rodopi Ultratrail 2017

Stikdonker is het in de Griekse bossen langs de Bulgaarse grens. Een goede negentig, vijfennegentig kilometer heb ik achter me sinds het begin van de Rodopi Ultratrail. Niemand loopt voor me. Niemand loopt achter me. Op een open plek tussen de bomen kan ik de sterrenhemel zien. Ik stop met bewegen en doe mijn lamp uit. Zwart omsluit me. Ik houd een hand voor mijn ogen en zie hem niet. Zo donker als in de uitdrukking. Letterlijk. Ik neem een paar stappen en ontsteek mijn lamp weer. De nacht bevalt me beter dan de dag.

Na iedere kilometer trakteer ik mezelf op een slok water. Bij de laatste post had men nauwelijks water voor de lopers. Een kwart litertje kon er nog af. Minder dan een halve liter had ik voor de komende tien, elf kilometer. Thuis niet zo erg. Maar na bijna een etmaal op je benen een typisch geval van discomfort waar je niet op wil rekenen. Ik accepteer het en doe wat nodig is.

De eerste veertig kilometer zijn hetzelfde als de laatste veertig. Toen ik begin van de middag voor de eerste keer bij Zarkadia arriveerde zag ik dat ik bijna drie kilometer was gedaald. Als gevolg waarvan ik in de laatste veertig hetzelfde aantal zal moeten klimmen. In de volle zon. Na meer dan dertig uur op de benen.

Ik realiseer me dat ik blij ben hier alleen te zijn. Blij dat ik verlost ben van die gasten met die klotebelletjes aan hun backpack. Die dragen ze tegen de beren. Die wonen hier ook en houden niet van lawaai.

Opeens hoor ik rechtsachter me iets door de struiken bewegen. Iets dat zo te horen groter is dan ik ben. Als ik achterom kijk zie ik alleen maar bomen en struiken. Shit! Zie je wel dat die belletjes helpen? Lawaai maken! Ik sla met mijn poles op elkaar en hoor weer iets bewegen in de struiken. Iets dat groter is dan ik ben. Ik begin weer te rennen. En best snel voor mijn doen. Tijdens het rennen sla ik mijn stokken nog tegen elkaar. Als ik eindelijk achterom durf te kijken is het bos weer net zo stil en donker als twee minuten eerder.

Op de post na honderd kilometer besluit ik tot een powernap van tien minuten. Ik blindeer mijn ogen met een buff en ga naast het kampvuur onder een deken liggen. De drie vrijwilligers waken over me.

Enige tijd later zit ik een bak pasta weg te slobberen op de 110km post. Een vrijwilliger gooit een deken over me heen. Met goed gemoed en volle maag vertrek ik richting nieuwe dag. De roep der natuur dwingt me tot een korte stop.

Het lopen gaat me wat moeilijker af. De batterijen van mijn lampje zijn bijna leeg. Hoewel genoeg om de track te verlichten neem ik bij de minste oneffenheid gas terug. Ik schrik wakker en realiseer me dat ik weer een kilometer verder ben. ‘The walking dead’.

De dag staat op doorbreken. Het parkoers is vermoeiend. Kort op en neer. Weinig ritme. Als ik mijn lamp eindelijk uit doe heb ik het koud onder mijn jack. Mijn pogingen om te rennen lijken nergens op. Mijn knieën zijn van kauwgum. Straks bij de ravito zal me ik me eens flink volproppen. Dat zal snel moeten want mijn voorsprong verdampt als bier bij een trailfinish.

Voor het eerst realiseer ik mij dat er een kans is dat ik de limiet niet ga halen en moet grinniken bij de gedachte aan de Stef Schuermans Award. Als ik een eindeloos uur later de ravito bij Zarkadia binnenloop is het acht minuten voorbij de limiet. Ik baal als een stekker maar heb er op dat moment vrede mee. Mijn eerste honder mijler strand bij 128 kilometer.

Daags erna zitten we met een goed gezelschap op een Grieks terras te genieten van het leven. Een bouwvakker uit Noord Holland, een houtbewerker uit Frankrijk en een schrijversstel uit Den Haag en Claudette en ik. We bespreken het evenement. En mijn dnf. De schrijver is vooral geïnteresseerd in het mentale aspect van deze vorm van tijdverdrijf. De houtbewerker ziet het eenvoudiger. Om de limiet te halen moet ik gewoon sneller worden. Doorlopen dus. Maar dan wat harder.

‘Dan ga je toch gewoon ergens anders een stukkie lopen…?’

Het was zo'n 53 kilometer door de bergen knallen naar de start van de race in Burglaunen. De eerste helft van de Eiger Ultratrail liep ik probleemloos en beheerst. Rennen waar mogelijk. Sterk klimmend. Behoedzaam afdalend. Goed, de klim naar Faulhorn blijft een bitch. Maar hij kostte me minder moeite dan drie jaar geleden tijdens de E51. De laatste afdaling naar de ravito neem ik dit keer non-stop vol gas. De krachttraining heeft gewerkt.

In Burglaunen neem ik de tijd om mezelf te verzorgen. Droog shirt, droge sokken, een bord spaghetti en een paar bekers cola.

Ik maak de voorgenomen rusttijd niet vol maar vertrek met goed gemoed richting Wengen.

Na een dag van redelijke drukte op de trail word ik in de vallende avond omringd door de rust van het bos en de bergen. Er wordt nauwelijks gecommuniceerd tussen de weinige lopers op het parcours. Ergens staat een bordje: 'Wengen, 2 stunden'.

Plots schiet de limiet door mijn hoofd. Alleen sjok ik verder de berg op. Negatieve gedachten nemen de overhand.

Dat ga ik nooit halen in dit tempo. Dan maar uitstappen. Ik ben niet geschikt voor deze sport. Langloperij is niet leuk. Ik besluit er dan een maar een downhill training van te maken. 'Haal er uit wat er in zit.'

Bovenaan het pad wordt me de richting naar Wengen gewezen. Ik begin te rennen en hou dat vol. Bergafwaarts geef ik gas.

Eenmaal in Wengen verbaas ik me over mijn ruime voorsprong op de limiet. Voorraden bijvullen, even zitten en wat drinken.

De volgende cut-off is een paar uur verder en 800 meter hoger. Wetende dat het krap word loop ik door. Lullig als je die hele klim doet en boven uit de race genomen wordt.

De klim is niet technisch maar genadeloos voor limietlopers als ondergetekende. Op verschillende plekken langs de helling bivakkeren race officials. Goed voor de moraal. Eenmaal de lawinehekken gepasseerd is het nog zo'n vijf tot zes Rotterdamse Alpen tot de top. Samen met een Japanse en een Zwitserse loper bereik ik de opstap. De Zwitser legt dit moment vast met zijn Gopro.

Als ik het vlak opstap gebeurd er iets met me. Ik schreeuw het uit en begin te rennen naar de ravito. Daar zie ik dat ik nog een kwartier heb gewonnen op de limiet! Alle twijfels en negativiteit verdampen in de laatste avondzon. Ik begin te schransen en soep naar binnen te werken terwijl ik mijn merinotruitje aantrek onder mijn windjack. 80 meter verder stijgt een heli op met reddingswerkers. Ik merk dat de temperatuur flink gedaald is. Kan mezelf wel voor mijn kop slaan omdat ik mijn lange broek in de dropbag heb gelaten. Major mistake!

Een official zegt me dat de temperatuur de komende nacht rond de twee graden zal blijven. En dat ik beter mijn lange broek aan kan trekken. Ik knik en zeg dat ik 'm in mijn backpack heb zitten. Ik loop een hoekje om en begin te rennen. Deze trail ga ik uitlopen. Wellicht krijg ik een tijdstraf maar ik loop 'm uit!

In de treinremise bij Kleine Scheidegg op 80 kilometer is een ravito. Ik voel me geweldig! Begroet iedereen en probeer daarmee vooral de aandacht van mijn korte broek af te leiden. Vreten, zuipen, vaseline op plekken smeren, veters strikken en gaan!

Een klim langs de Eigergletscher en het station van de Jungfraujoch brengen me naar een lange afdaling onderlangs de Eigerwand.

Jammer dat het donker is. Ik krijg een deja vu van de Pic Comapedrosa nu zeven dagen geleden.

Tien kilometer voor de meet zit er nog een venijnig heuveltje in de route. Bovenop staat zeer strategisch nog een verzorgingspost. In de wetenschap dat ik goed ga finishen neem ik de tijd voor een kop bouillon.

Het laatste stukje is hoofdzakelijk asfalt. Het klimmetje naar de finish doet me in tegenstelling tot drie jaar terug weinig.

Ondanks het onchristelijke tijdstip staan er toeschouwers langs de route en wordt er geklapt als ik gas geef voor de laatste meters

Het is een aangename verrassing dat Jan Lucas en Marc Weening me staan op te wachten en me een lift naar de accomodatie aanbieden.

Wat vooraf ging. Een week eerder miste ik de kracht om de Mitic af te ronden. Een pittige bergtrail in Andorra. Na 45 km en 3,5km D+ moest ik uitstappen. ('#held, #goeiebeslissing, #teiltje!')

Daags erna liep ik er nog van te balen. Toen zei mijn lief tegen mij: 'dan ga je toch gewoon ergens anders een stukje hollen? Je bent toch nog vrij.' Wat een wereldidee! Kijk! Daarom ben ik met haar getrouwd.

Na wat brainstormen en zoeken bleek Marc Weening een uitvaller te hebben op de E101. Dankzij kordate actie van MudSweatTrails was de transfer vlot geregeld. Dinsdagmorgen kwamen we thuis uit Andorra. Dinsdagavond was het startnummer geregeld. Woensdag zat ik in de auto richting Zwitserland.

The end.

Finishpica door Marc Weening.

Be prepared to suffer. 

Start Mitic 2017, vrijdagavond 22:00uur

 

Er zijn trails die tot de verbeelding spreken. Na een paar jaar van horrorverhalen op MudSweatTrails over de Ronda del Cims besloot ik vorig jaar om eens mee te doen aan de Mitic. Een van de ‘kleine zusjes’ van de Ronda. 112km met een kleine 10km D+.

De start op vrijdagavond om tien uur wordt met veel spektakel en vuurwerk opgeleukt. De eerste kilometers gaan langs de weg en daardoor lekker vlot. Aangemoedigd door het publiek worden we de eerste berg opgejaagd. Het klimmen gaat me makkelijk af. Eenmaal boven gaan we weer naar beneden. Waarna we weer naar boven gaan. Richting Pla Estany, de eerste refuge op 15km. De lintjes leidden ons door een veld met koeien. En een stier. Die blijkbaar niet vies was van koeien. Hij ging ongestoord zijn gang terwijl alle berghollers er passeerden.

Een makkelijk stukje van de klim naar Pic Comapedrosa

 

Na de ravito wachtte de klim naar de Pic Comapedrosa. Met krap 3000 meter de hoogste piek van Andorra. Na de eerste 200 meter blijft het stijgingspercentage 30%. Soms meer.Het enige dat veranderd is de ondergrond.Losse rotsen gaan over in gigantische blokken.Nog hoger schuifelen we over wat sneeuwplaten.Af en toe komen er wat stenen naar beneden losgetrapt door de loper voor me. Goed uitkijken!

Eenmaal op de col balanceer ik behoedzaam over de graat naar de top. Hier staat een doedelzakman Amazing Grace voor me te spelen terwijl een vrijwilligster mijn nummer scant. Jammer dat het nacht is. Ik had het uitzicht graag gezien.

Made it to the top of Pic Comapedrosa

 

De afdaling is technisch maar goed te doen. Langs het bergmeertje Estany Negre ligt een pak sneeuw. Het paadje is gebaand door de lopers voor me. Als je valt glijd je zo het water in.
Bij de refuge Comapedrosa is men al bezig met opruimen. Een paar koppen thee kunnen er wel af. En wat gedroogd fruit. Op weg, 15 minuten later gooi ik alles er weer uit.

De volgende klim haal ik een loopster in richting Portella Sanfons. Bij de downhill die volgt haalt ze mij weer in. Dit zal de komende uren nog een keer of zes, zeven gebeuren.
De uitzichten zijn fenomenaal. Hollend over een bergrug ben ik de gelukkigste mens ter wereld. De hele race kan me op zulke momenten gestolen worden. Gewoon over zo’n bergkam dingesen is alles wat een mens nodig heeft. Vandaag heb ik een startnummer.
De zojuist genuttigde voeding geef ik terug aan de natuur. Al een paar uur houd ik niets meer binnen. Ik drink wat en neem een cafeïne gelletje. Daarop kun je even voort.

 


Bij de ravito Botella aangekomen check ik de tijd en bepaal hoe lang ik blijf. Schoenen en sokken uit. De voeten even laten drogen aan de lucht. Ik eet wat. En nog wat. Drink soep en thee.
De komende kilometers zijn vlak. Andorrees vlak. Er kan wat gerend worden. Een uur later wordt ik door vrijwilligers de goede kant op gewezen richting Bony de la Pica. Een top van net 2400 meter.

Op je startnummer staat het profiel van de route getekend. De werkelijkheid is vaak iets anders. Het kan zomaar zijn dat je een kilometer of wat over kammen loopt. Rent. Ja, man! Heaven!

img_2056-1
‘From there it’s only downhill’

Voor ik boven ben geef ik weer over. Er is niets dat ik binnen kan houden. Dit kan een probleem worden. Een auto rijdt ook niet zonder benzine.

Op de top staan weer vrijwilligers. Ik maak een praatje en wat foto’s. Even rust. Het uitzicht en de warme ontvangst ontroeren me. De afdaling die volgt begint met wat graatdansen. Honderd meter lager staan weer vrijwilligers. ‘Just in case’. Het volgende stuk is verschrikkelijk. Losse stenen en zand op een 40-50% helling. Kettingpassages. Allemaal zaken waarop ik getraind heb. Maar eenmaal in je eentje tussen hemel en aarde hangend ziet de wereld er toch even anders uit.
Als je met zijn tweeën loopt of met een groepje is het altijd makkelijker. Zeker op een parcours als dit. Je kan elkaar helpen, ondersteunen, er doorheen slepen. In een groep lopen vergroot je finish kans op een ultratrail. Valsspelen? Of niet?

Hoe dan ook, ik hang hier aan een ketting en klauter om een rotspunt heen om weer vaste voet te krijgen. Een stukje verder leeg ik mijn maag weer eens. De kleur is geel dit keer. Ik besluit tot een korte pauze. Het duurt een paar minuten tot mijn maag tot rust is gekomen.
Ik vervolg mijn weg neerwaarts. Letterlijk en figuurlijk. Rennen is lastig. Als je niet op je plaat wilt gaan moet je zeer behoedzaam je stappen zetten. Ik ben jaloers op die lui die over dit soort paden naar beneden rennen.

img_2059
‘And then you down right here…’

Het miezeren gaat over in regen. Echte regen. Na dik vier uur afdalen arriveer ik meer dood dan levend maar voor de limiet bij de Lifebase in Margineda. Claudette staat me er op te wachten.

Margineda. Een ervaren Ronda del Cims loper had me al gewaarschuwd dat het om dit punt draait. Veel Mitic en Ronda lopers stappen hier uit. Als je hierna kan doorgaan, kun je het redden.
Al drie maanden had ik dit in mijn kop zitten: wat er ook gebeurd: doorlopen bij Margineda! De tank is leeg. Het lijf roept om verzorging en ik kan het niet negeren. Zij haalt eten voor me terwijl ik aangeef dat ik ga stoppen. Een paar tranen moet ik wel laten. Deze 45 kilometer waren de zwaarste uit mijn bescheiden trailcarriére. Maar wat een geweldige trail heb ik vandaag niet afgemaakt! Als de eerste 33% al zo gers was hoe zal de rest dan wel niet zijn?

‘Heaven’

 

Ik besluit dat ik hier een bonnetje open heb staan. Dat kom ik ooit eens afrekenen. Dat staat vast. Voorlopig maar eens wat aandacht besteden aan mijn afdaalkwaliteiten.

Mocht iemand overwegen om na dit verhaal ook eens de Mitic of de Ronda del Cims te lopen, voor hen heb ik deze raad: Doe het niet! Of ga eens een weekje trainen in dit soort bergen. En dan bedoel ik niet de Alpen. Hoe dan ook: be prepared to suffer! (Quote:MIG)

Dankbaarheid

Zolang ik me kan herinneren is december de maand van de lijstjes. De maand van de beschouwende stukjes. Mijn laatste schrijfsel is al van enige tijd geleden. Reden om weer een duit in het zakje te doen.
Het overheersende gevoel over het afgelopen jaar is vooral dankbaarheid. 
Het aantal momenten van geluk was groter dan die van verdriet. Dat is meer dan velen gegeven is.

De vele plaatsen waar ik met mijn lief ben geweest. Ik geef het je te doen! Na een paar heerlijke weken in Suriname rond de jaarwisseling moest er even gewerkt worden voordat we naar Gran Canaria vlogen. Om er de 125 km ultra succesvol uit te lopen was een geweldige ervaring.
De laatste editie van Limburgs Zwaarste blijft me bij. Zestig km van Limburg is niet genoeg. Die dag echter wel. 
Een van de mooiste vakanties ooit was in mei van dit jaar. In een aantal etappes hebben we samen de West Highland Way gerend. Met de Ben Nevis als toetje. Heaven!
Een gemiste limiet tijdens de 80km van de Mont Blanc eind juni was reden voor een DNF. Dit gaf een behoorlijke knauw aan het zelfvertrouwen. En was de reden om mijn inschrijving voor de 100 mijl van de UT4M in augustus om te laten zetten naar de 100 km. Achteraf gezien heb ik daar spijt van. Mijn gevoel zegt me dat ik de hoofdafstand succesvol had kunnen eindigen.

Wat me trots maakte was om Claudette te verzorgen tijdens haar succesvolle solorun over het 92km lange Krijtlandpad in Limburg.

De week in Chamonix rondom de UTMB was er ook een om in te lijsten. Veel trailvrienden hebben we er gesupport. Op de meest rare en onverwachte plaatsen en momenten. Supporteren 2.0. Om zo een groot evenement vanaf de zijlijn mee te maken was een bijzondere ervaring.
Een mooi verjaardagscadeau voor een trailende echtgenote is een weekendje in de Spaanse bergen. Madrid Outdoor Sports had prima invulling gegeven aan onze wensen.
En zo zaten we in oktober weer in het vliegtuig naar Madrid.

Net op tijd terug in Nederland om deel te nemen aan de eerste editie van de Indian Summer Ultra. Waar ik weer iets met een limiet had. 5 minuten te laat was ik bij de 84 km post om de 125 km af te mogen ronden. De 100 km was wat me restte.
Maar wat een toptrail was dit! Mijn leven lang reed ik Drenthe voorbij richting wat erboven ligt. Of ik stopte er slechts om met een bandje te spelen.Dat heb ik allemaal ingehaald in één dag. Inclusief hunebedden!

Olne Spa Olne in november was een last minute besluit waar ik geen spijt van heb. Krap 70km over Ardense paadjes in een goede sfeer. En ik heb er goed gelopen voor mijn gevoel.
De laatste ultra van het jaar was de 80 km Bello Gallico half december. Deze eerste editie blonk uit door de goede organisatie. 
Eenmaal thuis merkte ik dat mijn lijf wel aan rust toe was.

Het weekje vrij rondom de feestdagen kwam als geroepen. Ik dacht dat ik het verleerd was om uit te slapen. En te lanterfanten. Gelukkig kan ik het nog. Zelfs meerdere dagen achter elkaar.
En daar komt de dankbaarheid om de hoek kijken. Meer dan een jaar blessurevrij de mooiste trails lopen. In staat zijn om dat te delen met mijn geliefde. Samen terugkijken op een heerlijk trailjaar. Samen plannen maken voor 2017. 

Als 2017 ook maar half zo mooi word als 2016 ben ik een gezegend mens.

Trailtoeristen op de West Highland Way

 

IMG_0217
Ready to roll!

Rotterdam – Glasgow

Midden in de nacht opstaan om op tijd op Schiphol te zijn. Valet parking voor een prikkie, altijd leuk! Toch een vreemd gevoel om je autosleutel aan een wildvreemde mee te geven.

Het vliegtuig zit vol met wandelaars. De wandelschoenen en afritsbroeken verdringen zich bij de veiligheidscontrole. Mijn tas wordt nog eens extra gecontroleerd. Op de scan waren allemaal draadjes en electronica te zien waar men toch even een blik op wilde werpen. Accupack, camera, gps, Ipad, telefoon. Stukkie lopen? Ok. Maar niet zonder m’n Iphone!

Als we landen stijgt rumoer op in de cabine. De wandelaars zien dat de bergen bedekt zijn met een laag sneeuw.
Vanaf Glasgow Airport rijden we met een taxi naar Drymen, naar de Hillview B&B.
Alsof je binnenstapt op de set van Keeping Up Appearances. Maar dan bij de zuster van Hyacinth Bucket. Beetje oubollig maar knus en zeer gastvrij.

Eten doen we in de Crachan Inn. De naburige pub. Meer dan drie eeuwen oud. Die serveren pas vanaf zes uur. Het is nu half vijf. Ok, bier! En gezelligheid. De lokalio’s mengen er moeiteloos met de alom aanwezige West Highland Way lopers. Belgen, Duitsers, Amerikanen, Italianen en Nederlanders.

IMG_0252
Panorama in de eerste etappe.

Milngavie – Balmaha

Ontbijten in Schotland is iets anders dan in Europa. Vette wogs, bacon en scrambled eggs zorgen voor de bodem vandaag.

De weersvoorspelling voor deze week was op zijn minst niet gunstig. Buiten schijnt de zon. Een goed begin. Het idee dat we nu eindelijk gaan starten aan iets dat lang op de emmerlijst heeft gestaan maakt wat emoties los.

Een taxi brengt ons naar het startpunt van de West Highland Way, Milngavie. (Spreek uit: Moelkaai). Na de verplichte foto’s beginnen we te rennen. De eerste etappe is begonnen. De zon schijnt als we de bebouwde kom verlaten.

Op deze dag vindt er op dit traject een ultraloop plaats, de West Highland Fling. Van Mylngavie naar Tyndrum. 53 mijl lang. De lopers zijn al lang vertrokken. De bordjes hangen er nog. Samen met de WHW markeringen kunnen we niet verkeerd lopen.
Op ons gemak hobbelen we Schotland in. Echt technisch word het nergens.

Af en toe maken we een praatje met wandelaars. Een trailrunner komt ons tegemoet lopen. Gevraagd of het gaat antwoord hij dat hij meedeed met ‘The Fling’. Omdat hij z’n dag niet had is hij gestopt. Om de organisatie niet te belasten rent hij zelf terug naar het startpunt.

In de buurt van Drymen zoeken we een plekje om wat te eten. In een bos zitten we redelijk droog voor wat losse regenbuien die af en toe voorbij drijven. Een stel blowende hipsters met megarugzak had dit plekje ook al ontdekt.
Terwijl de percolator pruttelt op het meegebrachte brandertje eten we ons meegekregen lunchpakketje op. Een van de baarden biedt me een hijs van z’n spliff aan. Ik bedank.
De koffie smaakt beter dan de beste espresso die ik ooit geserveerd kreeg.

Een uurtje later kijken we uit over Loch Lomond. Boven Drymen zien we het regenen terwijl de besneeuwde Ben Lomond in de zon ligt. Nog een kilometer of vijf naar Balmaha. Er zijn twee routes mogelijk. Langs het meer of via Conic Hill.
Het hoogste punt van het pad heeft een aftakking naar de top van de heuvel. Hiervandaan is het uitzicht adembenemend.

Op ons gemak hobbelen we heuvelaf naar het dorp. Ons B&B zit schuin tegenover de enige pub, de Oak Tree Inn. Ernaast zit een prima ijstent. Ik sta al in de rij als zij voorsteld om eerst te gaan eten en daarna een ijsje te nemen. Mijn tegenvoorstel is om eerst een ijsje te eten, daarna te eten en daarna een ijsje te eten. Tegen zoveel logica is niemand opgewassen. Het ijs is een aanrader. De Bad Boy Burger spoelen we weg met een lokaal biertje. Het tweede ijsje is ook een aanrader.

IMG_0260
Koffietijd!

Balmaha – Inversnaid

Bay Cottage B&B in Balmaha is een prima verblijf. De ontvangst met verse scones en thee was aangenaam. Het ontbijt was minstens zo goed.
De andere gasten vertrokken voor ons. Later zouden we ze allen voorbij gaan.

In de eerste kilometer zit direct een fijn klimmetje. Daarna kabbelt de route rustig door gelijk het water van Loch Lomond ter linkerzijde. Het verwachte kutweer viel mee. Het motregende slechts. Na een uurtje stopte het. De afwezigheid van wind zorgde voor een aangenaam klimaat. Lekker koel.

Na zo’n vijftien kilometer konden we de originele route volgen, beneden langs het Loch.
Hiervan wisten we dat deze lastig te wandelen was met een grote rugzak. In ons geval geen argument. Mijn obsessie voor hoogtemeters was de reden te kiezen voor de hoge variant.

Een stel dat de route op de fiets deed haalde ons in bij de afdalingen. Heuvelop waren wij sneller. Na de derde keer zei ik ‘we have got to stop meeting like this’.
De vele watervalletjes zorgden voor leuke crossings. Als je te voet bent. Met een fiets is dat een ander verhaal. Ik zag ze zwoegen met die dingen,… Bloedlink.
Uiteindelijk hebben we ze niet meer gezien.

Het laatste stuk tot ons doel was redelijk technisch. Daar zaten we weer op de originele route. Rustig aan en heel blijven. Dat was het motto. Trailtoeristen, jeweettoch…
Eenmaal bij het Inversnaid Hotel wisten we dat de grootste ruk erop zat voor deze dag.
Nog een klein stukje bergop om bij de Inversnaid Bunkhouse te komen. In het hotel bood men aan om ons op te laten halen. Zij keek me smekend aan. Ik was onvermurwbaar.
Doorlopen, vrouw!

15 minuten later, een kilometer verder en honderd meter hoger kregen we gratis een upgrade naar een luxe studio! Jawel! Die staat alleen 600 meter verder en nog 80 meter hoger….
Eerst eten! En bier!

 

 

IMG_0054.JPG
Naar de top van Conic Hill.

Inversnaid – Crianlairich

De eerste kilometer gaat lekker vlot. Wat wil je, downhill asfalt. Dat is direct het laatste makkelijke stuk voor vandaag. Langs de oever van Loch Lomond moeten de volgende tien kilometer stevig ploeteren. Rennen kun je er vergeten. Rotsen, boomwortels, watervalletjes, goed uitkijken en doorlopen. Maar vooral genieten!

In de buurt van de grot van Rob Roy, de Schotse Robin Hood (Google maar ff) passeren we een stel dat in de studio naast ons verbleef. Enorme rugzakken meetorsend terwijl hun bagage net als die van ons naar het volgende adres wordt gebracht.
Gezien het technisch gehalte van dit parcours zijn we blij met onze travel-light outfit.

Als er al eens een stukkie vlak in beeld komt en we gaan rennen, worden we binnen 100 meter tot handen-en-voeten werk gedwongen. We hebben de tijd van ons leven.
Bij Beinglas Woods is een horeca dingetje. Iedereen in ons gezelschap is het erover eens dat we een kop koffie hebben verdiend. Aldus.

Een uurtje later zijn we voorgoed uit het zicht van Loch Lomond. Ruige weiden, rotsformaties, en gerse paadjes ertussendoor. We volgen een snelstromend riviertje, doorkruisen wat kuddes koeien en, eenmaal het tunneltje onder de spoorbaan door, begint een flauwe klim. De aankondiging van een flink steiler stuk. Veel modder en rotsen.

Regelmatige regen- en hagelbuien zorgen voor evenwicht tussen het vochtgehalte op de grond en dat in de lucht. Als de zon schijnt wil je eigenlijk je regenpak uittrekken. De harde wind zorgt echter voor snelle afkoeling. Aanhouden dus maar totdat we tussen de bomen lopen.

Bij het bordje ‘Crianlairich rechtsaf’ moeten wij nog ruim 2 mijl doorlopen. In dit tempo een half uurtje. De vergezichten blijven verbazen. Schotland is ruig.
Je verwacht ieder moment Mel Gibson met blauw-wit geverfd gezicht tussen de bomen te zien galopperen. ‘Freedom!’ (Voor de niet-cinefielen: check Braveheart)

Na de laatste afdaling richting ons verblijf moeten we een paar honderd meter langs de snelweg. Linke soep. Echter de enige mogelijkheid om in Ewich House te komen. Een chique huis met prima kamers en dito bedden. Dat kunnen we goed gebruiken na deze dag.

 

IMG_0364.JPG
Afdaling naar Crianlairich.

Crianlairich – Bridge of Orchy

Voor vandaag stond de kortste etappe op het programma. Aangezien ons verblijf ruim voorbij Crianlairich was, scheelde dat een drie kilometer op deze trip.
Veel lammetjes, veel bergen, veel regen, veel zon en veel wandelaars.

De route is zeer goed te doen. We kunnen vaak rennen. Gezien de lange etappe die voor morgen op het programma staat kiezen wij voor de easy way. Rustig aan, dan breekt het lijntje niet.

Genieten van de uitzichten. Praatjes maken met wandelaars. Je begint mensen te herkennen. Mensen herkennen ons ook. Een aspect dat een rol kan spelen ’s avonds in de pubs. ‘You were running to get here first, weren’t you?’ – ‘ Yes, I was, sir. I’ve got the last available room.’

Na een goede lunch in hotel Bridge of Orchy brengen we de rest van de dag in gepaste ledigheid door. We proeven wat whiskey’s en praten met andere ‘walkers’. Iedereen heeft zijn eigen verhaal. Van sommige steek je nog wat op.

IMG_0412.JPG
Lief, he?

Bridge of Orchy – Kinlochleven

De zon schijnt als we het hotel verlaten en richting eerste heuvel rennen. Daar gaan we direct in de speedhike modus. De weersverwachting gaf een voldoende aan voor vandaag. Echter, dit is Schotland. Voorlopig hobbelen we lekker door.

Een lange ‘old military road’ voert ons langs zwarte en witgetopte bergen. Van de uitzichten krijgen we geen genoeg. We kunnen goed doorlopen. Je moet wel de aandacht bij het pad houden. Een stap verkeerd en een verzwikking kan je deel zijn.

Ik maak een praatje met een ‘old chap’. Vermoedelijk begin 80. ‘Nice day for a walk!’ Overal op de wereld heeft hij gelopen. Als hij te snel gaat schiet zijn kunstheup uit de kom. Rustig aan is daarom het motto. Geweldig!

Bij hotel Kingshouse lassen we een lunchbreak in. Vanaf een afstandje is te zien hoe het bezoekers- en skicentrum Glenn Coe er verlaten bij ligt. Binnen 30 minuten zijn we weer op pad. De eerste kilometer rennen we over asfalt. Daarna begint het terrein weer ruwer te worden.

Parallel aan de snelweg A82 gaan we richting ‘The Devils Staircase’. Een klimmetje van een paar honderd meter. Niet eens zo stijl of moeilijk. Maar door de inmiddels opgestoken wind en zware regenbuien aangenaam oncomfortabel.
Een paar mountainbikesters die ons op het asfalt passeerden sjouwden met hun fiets aan de hand de berg op. We lieten ze achter ons. Uren later zouden zij ons weer passeren.

Doorlopen. Door de regen. En de wind. Het enige spoor van beschaving waren de resten van het pad waarover we liepen. Af en toe een primitief trappetje of een bruggetje over een bergstroom.
Als we eindelijk weer richting bebouwde kom afdalen passeren we de stuwdam van Kinlochleven. Ooit aangelegd om de aluminiumsmelterijen van energie te voorzien.

Een klein half uur later kloppen we aan bij B&B Alt Na Leven. Geen droge draad is er meer aan ons lijf. Een warme ontvangst, dito thee en een mand voor al onze natte zooi. De gastvrouw hangt het direct te drogen.
Als we opgefrist zijn gaan we bij de buren eten. Die hebben een prima pub en dito whiskeys.
Het was een goede dag.

IMG_0457.JPG
Vette pret op The Devils’ Staircase.

 

Kinlochleven – Fort William

Vanuit de ontbijtkamer in ons B&B zien we de eerste walkers al vertrekken richting Fort William.
De eerste klim vanuit Kinlochleven is de meest stijle voor vandaag. Voor geoefende trailers peanuts. Eenmaal boven strekt zich een woeste vallei voor ons uit. Het ruwe pad meandert met de heuvels mee. Een vervallen huis, wie weet hoe lang dat hier al staat.

De keuze tussen de lage en de hoge route naar Fort William bestaat eigenlijk niet. Een stukje verder op de hoge hebben we vol zicht op de Ben Nevis. Als een dikke patser met zo’n blik van ‘Wie doet mij wat’. En hij heeft gelijk. Niemand doet hem wat.

De allerlaatste afdaling door een bos brengt ons langs een provinciale weg. Redelijk schokkend na zoveel dagen op de bergpaden. Nog een paar kilometer tot aan het eindpunt in het centrum van Fort William. We dribbelen nog wat groepjes wandelaars voorbij. Sommigen kennen we van onderweg. Aan het begin van Highstreet zien we de blower van de eerste dag. Die moet de bus hebben genomen. Hij kan ons nooit hebben ingehaald met z’n 30 kilo backpack. Boeien.

We rennen tussen het publiek door tot het einde van de straat. Op een bankje zit hij op ons te wachten. The Walker. In brons gegoten voor de eeuwigheid. Onze reis zit erop.

IMG_0428.JPG
Panorama vlakbij Glenn Coe

Ben Nevis

De vrije dag in Fort William moet nuttig besteed worden. In de buurt ligt de hoogste berg van het Schotland . Wat doe je dan? Juist.
Op de mooiste dag van de week togen we met een taxi naar de voet van de Ben Nevis.
We gaan dat hele stuk natuurlijk niet lopen.
In het bezoekerscentrum lieten we ons informeren over de omstandigheden op de berg.
Sneeuw vanaf 900 meter en prima weer.

In de backpack zaten de yaktracks en nog wat dingetjes die op een berg van pas kunnen komen. Veel toeristen waren op hetzelfde idee gekomen. Gelukkig was het geen filelopen.

De klim is relatief makkelijk. We liepen vanaf de helft in ons eigen tempo naar boven.
De laatste 45 minuten tot de top waren de yaktracks een uitkomst. De diepe sneeuw haalde het tempo er wel wat uit. Gelukkig was het geen wedstrijd. Voor het eerst deze week heb ik mijn poles gebruikt. Zes dagen heb ik die dingen voor Jan met de korte achternaam mee gesjouwd. Nu wilde ik ze wel eens uitklappen!

Om me heen kijkend, de laatste meters naar de top, schoot ik helemaal vol. Schotland lag aan mijn voeten. De immense weidsheid van het uitzicht is in woorden nauwelijks te bevatten. Loop zelf maar eens naar boven. Of bekijk de foto.

Deze klim was voor ons beiden de bekroning van een heerlijke loopvakantie.
De top van de Ben Nevis ligt per jaar ongeveer twintig dagen in de volle zon. Vandaag was er een van. We waren op de juiste tijd op de goede plaats.

IMG_0101.JPG
Uitzicht vanaf de Ben Nevis in zuidelijke richting

Epiloch

Wist u dat:

De hele West Highland Way lopen of rennen heel goed mogelijk is met iedere dag als diner een hamburger van vers rundvlees.

De kreten ‘superduper’ en ‘okidoki’ gemeengoed zijn in de Schotse horeca.

Als in een Schotse horecagelegenheid het brandalarm afgaat iedereen verstoord opkijkt en vervolgens doorgaat met eten en drinken.

Het rennen van de gehele West Highland Way peanuts is vergeleken bij het nuttigen van alles wat er op het whiskeymenu staat bij hotel Bridge of Orchy in het gelijknamige gehucht.

Als je hardloopkleren na een of meerdere dagen door de bergen hollen niet zo stinken dat je er steil van achterover slaat, je ze best nog een dagje aan kan.

Het concept ‘mengkraan’ in alle douches langs ‘The Way’ te vinden is. Tot de wastafels is het echter nog niet doorgedrongen.

Het uitspreken van Schotse plaatsnamen in het Gaelic een stuk makkelijk gaat na een paar whiskeys.

Het heel goed mogelijk is om de West Highland Way veel sneller te lopen. Of in minder etappes. Non-stop zelfs. Als je dat leuk lijkt, doen! Wat je dan kan missen heb ik geprobeerd te beschrijven in dit verslag.

IMG_0517
Dit briefje was op het bord bij het eindpunt van de West Highland Way geplakt.

Het nut van hillrepeats. De Trans Gran Canaria 2016

2015

Na het uitlopen van de Trans Grancanaria Advanced race in maart 2015 was ik zeer enthousiast over dit evenement. Goed georganiseerd, een prachtig parcours, lees: vooral niet te makkelijk, en formidabele vergezichten.

Ik nam me voor om hier in 2016 te starten bij de hoofdafstand, 125 kilometer. Vorig jaar schreef ik al dat de hier gehanteerde limieten ruimte bieden voor een grote groep sporters. Dat gaf me de overtuiging dat er hier mogelijkheden voor mij lagen.
De laatste 25 tot 30 kilometers heeft men t.o.v. 2015 voor een andere route gekozen. De helse afdaling bij Arteara heeft die nacht voor een spitsuur gezorgd bij het plaatselijke ziekenhuis. Dit jaar koos men daarom voor een meer horizontale versie door iedereen de laatste 14 km door een droge rivierbedding te laten lopen.

De tweede helft van 2015 werd voor mij gekenmerkt door blessureleed en herstel. Tijdens de Infernal des Vosges 72 km verzwikte ik een enkel. Eenmaal weer op de goede weg richting de Ultra Trail Lago d’Orta (90km) in oktober,  loop ik door een lullig misstapje (thuis, notabene) een zweepslag op. Het herstel verloopt voorspoedig. Mede dankzij de uitstekende begeleiding van mijn fysiotherapeut Dr. David Scheele.

Uiteindelijk vliegen Claudette en ik in oktober naar Italie om er gewoon te starten. De reis en het hotel waren toch geboekt en betaald. Het was duidelijk dat er door mij niet gerend zou worden. Maar de minimale gemiddelde snelheid in acht genomen wilde ik weten hoe ver ik speed-hikend kon komen. Als ik na 32 km word ingehaald door de bezemwagen heb ik ruim 3500 meter geklommen. Om nog bijna 60 km door te lopen met de bezem in mijn nek hijgend zag ik niet zitten. De maanden erop heb ik me gericht op volledig herstel. Eind november kon ik weer een fatsoenlijke duurloop van 6 uur doen. En in december liep ik met Claudette als team de Trail des Gueules Noires in Blegny. Hoewel de beschadiging onderhuids van dien aard is dat deze nog wel een jaar waar te nemen is kon ik weer mijn trainingsvolume opvoeren. Aldus.

Naarmate de startdatum van de Trans Grancanaria naderde bleven er toch wat demonen rondspoken in mijn hoofd. Hoe weet je nu of je klaar bent voor zo’n afstand? Goed, de Lavaredo Ultratrail vorig jaar was qua afstand ongeveer hetzelfde. Maar dit was een heel nieuw ding. Veel meer D+, veel technischer vooral.
Parcoursverkenningen, daar doe ik niet aan. Dat is voor pro’s die iets te verliezen hebben. Het is wat het is en je dealt met wat je onderweg tegenkomt. Mijn voorbereiding bestond dus uit het bekijken van alle mogelijke filmpjes, het lezen van de verslagen en vooral, het raadplegen van hen die de hele afstand reeds hebben volbracht. Een woord van dank in deze voor Thomas Dunkerbeck.
The magic bus
Twee dagen voor de start arriveren we in Gran Canaria. Hoewel ons programma nog wat ‘loslopen’ voorschreef hebben we die dag in gepaste lamlendigheid doorgebracht. Het resort waar we verbleven, net als vorig jaar, is op loopafstand van de Expo Meloneras. Veel andere lopers hadden dat ook reeds ontdekt. We liepen er Simone en Marco tegen het lijf. Die zouden starten bij de Advanced race dit jaar.
Op donderdag halen we ons startnummer op. ’s Avonds bij de presentatie van de elitelopers is het een weerzien met andere Nederlandse trailers. Maar bier drinken? Ho maar! Iedereen wil eigenlijk op tijd naar bed. Op weg naar onze bungalow blijven de woorden van de winnaar van vorig jaar, Gediminas Grinius, door mijn hoofd spoken. Gevraagd of hij met zo’n topveld aan de start niet een enorme druk voelde, antwoordde hij het volgende: ‘I feel no pressure whatsoever. I just want to push my boundaries, be the best I can be and enjoy the race!’  Na deze woorden is deze man mijn nieuwe voorbeeld. ‘Be the best you can be!’ Dat had ik even nodig. Ik werd er helemaal blij van!

Vrijdag bracht ik door met pogingen om in, wat ik noem, de Zen Zone te komen. Het hoofd leeg, volledig gefocust op het doel. Op hetzelfde tijdstip vind in Belgie de eerste editie van de Legends Trail plaats. Een navigatietrail van 250 km waar veel bekenden starten. Voor mij nog een maatje te groot. Via Facebook wordt behoorlijk meegeleefd met beide evenementen. Ik wens alle deelnemers daar succes en kruip weer in mijn cocon van rust, roomijs en lokale zwerfkatten. Op wie ik hier een enorme aantrekkingskracht schijn uit te oefenen. Maar dat kan ook het roomijs zijn, bedenk ik me nu.

Mijn uitrusting heb ik iets aangepast ten opzichte van vorig jaar. En uitvoerig getest natuurlijk. Toch trek ik ’s middags alles nog eens aan. Ik verstel wat bandjes, verplaats wat reepjes van het ene vakje naar het andere en constateer dat ik de twee bananen maar in de bus op moet eten. ’s Avonds bij het eten gooi ik mijn bord vol met grote hompen vlees en patat met veel mayonaise. De chocolademousse is niet zo lekker als wanneer ik ‘m zelf maak. Toch schep ik twee keer op. Pasta parties zijn zo 2013.
Na het eten kleed ik me op het gemak om en struin uitermate langzaam richting de Meloneras expo vanwaar de bussen ons naar Agaete zullen brengen. Onderweg drink ik in mijn speelpakje nog een dubbele espresso bij de bar van ons resort. Een man met afritsbroek een ruitjesbloes kijkt me meewarig aan. Hij kan het niet laten en vraagt wat ik ga doen. Na mijn uitleg staat hij hoofdschuddend op. Mij in zichzelf voor gek verklarend.

Eenmaal bij de bus wordt ons duidelijk gemaakt dat we onze poles niet mee in de bus mogen nemen van de chauffeurs. Die moeten in het ruim. Ja, zeg. Dank je de koekoek. Ben ik ze straks kwijt. Ik wurm ze onder mijn trui en houd mijn racevest er half overheen als ik de bus inga. Het lukt. We vertrekken ruim voor het schema. Ik maak een babbel met mijn buurman over koetjes en berggeitjes. Na een kwartier is het stil in de bus als we richting Agaete rijden. Iedereen zit in zichzelf te wezen.
Going to the run
Iets buiten Agaete worden de lopers afgezet naast een weiland. In het licht van auto’s staat een lange rij atleten te plassen. Ik zoek mijn plekje in de rij en sluit me aan bij dit ritueel. De start-area kun je niet missen. Luide muziek en veel spektakel zullen de lopers  het laatste uur voor het startschot begeleiden. Ik zoek een rustig plekje en zoek mijn lampje. Dat blijkt al aangestaan te hebben alle tijd dat het in mijn tas zat. Mijn eigen fout: had ik het maar moeten locken in de off-stand. Ik plaats direct de reservebatterij en prijs me gelukkig met de keuze om ook een reservelampje mee te nemen. Dat zou ik pas in het laatste uur van de tweede nacht nodig hebben.
Jeroen Krosse weet me te vinden en leidt me naar een knus cafeeke waar een tafeltje wordt bevolkt door Thomas en zijn steun en toeverlaat Eido Dunkerbeck, Irene Kinnegim en Jeroen. Prima gezelschap in deze situatie. We keuvelen wat over traildingetjes.
Een laatste gang naar het privaat. Ik neem nog even zorgvuldig mijn strategie door: Doorlopen!
Op weg naar het startvak worden handen geschud en succes gewenst. Thomas en Irene sluiten aan in het elite-vak terwijl Jeroen en ik naar achteren lopen. Eenmaal daar blijkt dat er een vak is voor onder de 20 uur en een voor daarboven. Succeswensen en een mislukte selfie voordat we beiden naar ons vak gaan. Dan is het nog 15 minuten wachten. Ik strik mijn veters en klap mijn poles uit. Een helikopter hangt in de lucht. Schijnwerpers verlichten de haven. We wachten.

Ain’t no mountain high enough
Na de start hobbelen een goede 800 atleten richting eerste berg. Ik hobbel mee. Fantastisch om te zien hoeveel mensen er staan om ons toe te juichen. De eerste klim zal ons ruim een kilometer hoger brengen. Eenmaal buiten de bebouwde kom zien we de eerste berg liggen. Eenmaal halverwege zien we de uiteindelijke top van de eerste klim. Nog eens zo’n stuk klimmen. Dat maakt me niet uit. Voor mij gaat het eigenlijk iets te traag. Maar ik laat me niet gek maken en houd de rem erop.
Ik kijk achter me en schat dat er een dikke 100 lopers achter me aan komen. Op de singletrack naar boven is weinig ruimte voor inhalen. Gewoon doorlopen dus.

Thomas had me gewaarschuwd voor het technische gehalte van de eerste afdaling. Losse stenen, smalle paden, goed kijken waar je je voeten zet. Bij de ravito’s houdt ik zo’n efficiënt mogelijke stop. Eerst de bidons vullen. Dan cola drinken. Vervolgens kaas en worst en rozijnen. Aangevuld met wat dan ook. De tweede lange klim gaat ook vrij makkelijk. Achteraf ben ik blij dat we daar in het donker liepen. Bij daglicht hadden we kunnen zien langs wat voor diepe afgronden we liepen.
Indachtig het aangename weer van vorig jaar en de relatief gunstige weersverwachting voor dit weekend had ik een korte broek aangetrokken. Boven droeg ik twee lagen. Dat was genoeg zolang ik in beweging bleef. Op de bergen was het vrij koel. Koud eigenlijk. Ik was blij bij de derde post te komen, Artenara.

Ik vraag aan een meisje of zij mijn flessen wil vullen. Ze lacht en zegt dat ze niet bij de organisatie hoort. Maar ze doet wel wat ik vraag. Of ze nog iets warms hadden? Helaas, er was niets. Ik ging even zitten en merkte dat de kou mijn lijf te pakken had. Goed, windjack aan, droge buff op de kop en gaan! Net op dat moment komt het meisje aanlopen met een thermoskan en een bekertje. ‘I have some quinoasoup for myself. But you can have some if you want.’ Mijn Spaanse engeltje.
Mijn tranen in mijn ogen drink ik de onsmakelijk uitziende drab op.
Here comes the sun
Ik klim het dorp uit en voel me goed. De warme soep en gastvrijheid zorgden voor een goed gevoel. De schemering kondigt een nieuwe dag aan terwijl ik klim naar een mooi uitzicht over Artenara. Paadjes, singletracks en lintjes, veel lintjes. De TGC is best uitgepijlde trail waar ik ooit aan meedeed! Als ik er eentje mis loop ik een stukje terug. Om er dan achter te komen dat ik niet goed heb gekeken. Kan de vermoeidheid zijn. De afdaling naar Fontanales geeft de laatste kilometer een soort van safari. Dwars door struiken en andere groen onkruid worden we naar het dorp gedirigeerd.

De Advanced race startte in Fontanales. Ik herinner me veel lawaai en spektakel. Toen ik in de miezerregen het pleintje oprende dat ik nog herkende van vorig jaar stond er slechts een kraam met behulpzame vrijwilligers. In relatieve stilte.
Ik deed mijn ding en keek even op mijn telefoon. Een priveberichtje van Gideon: ‘Doorlopen!’ Kijk, dat zijn tips waar ik iets aan heb. Met een stuk brood met worst nog in de hand ging ik verder.

The loneliness of the long distance runner
Voor mezelf had ik de race inmiddels opgedeeld in drie marathons. De eerste had ik reeds achter me liggen . Met een dikke vier km klimmen er bij.
De tweede marathon, van Fontanales naar Garanon kende ik van vorig jaar. Dat wil eigenlijk alleen maar zeggen dat ik bepaalde punten en klimmetjes herkende.
Kijk, een klim over rotsen of door de bossen kan nog zo lastig zijn. Die is altijd anders. Maar in die bergdorpen heeft men betonweggetjes gemaakt met een stijgingspercentage van 30%.
En dan niet eentje. Maar veel! Gelukkig kon ik lekker doorgaan.

Al een tijdje liep ik lange stukken alleen. Dat is voor mij het ultieme genieten. In je eentje tegen zo’n berg op knallen. Of er van af. Alles moet uit jezelf komen. Ook als het even wat minder gaat.
Vooral dat laatste is een aspect waarop je eigenlijk alleen maar kan trainen door (ver) buiten je comfortzone te komen. Heb ik ondervonden.
De omgeving zorgde ervoor dat ik me in mijn element voelde. Ondanks de vermoeidheid. Ondanks de kou. Doorlopen, Daams!
‘Every state of mind is temporary’ . De meesten weten wel van wie dit komt. Mij heeft het geholpen.

In Teror ga ik even zitten in het oorverdovende volume van de door mij verafschuwde elektronische dansmuziek. (Haal je voor de geest hoe Philip Freriks ‘House muziek’ uitspreekt…)
Als je uit de rust van de bergen komt is dit even omschakelen. Maar ook dat kan ik.
Een jonge enthousiaste vrijwilliger staat helemaal uit zijn dak te gaan terwijl hij goed voor de lopers zorgt. Ik hoef niets te doen. Hij vult mijn flessen, haalt cola, gooit mijn afval weg, ik hoef alleen maar te zitten.
Tussendoor danst hij en praat hij de lopers naar binnen. Ook voor de vrijwilligers is het een feestje. Heerlijk om te zien hoe ze er van genieten!

Run to the hills

De klim naar Talayon kost me wat meer moeite. De benen voelen nog wel goed maar een algehele vermoeidheid maakt zich van me meester. Raar.
Ik neem de vrijheid om eens een minuutje stil te staan en te kijken naar hoe het eiland zich onder mij aan de zon toont. He, een bankje! Daar kan ik mooi even zi… DOORLOPEN!
Enkele kilometers verder wordt de klim wat flauwer. Vlak voor we een weg over moeten steken om het bos in te gaan staat een bushokje.
Ik herinnerde mij de powernap van Jeroen tijdens de Maxirace in Annecy vorig jaar. Dat was voor mij een eye-opener.
Ik kruip op het bankje, zet mijn gsm wekker op 8 minuten en sluit mijn ogen om even totaal te kunnen ontspannen.

Met hernieuwde energie hervat ik de tocht. De paar honderd meter stijgen doen me niets. Het lijkt wel alsof ik naar boven vlieg. Hillrepeats zijn de shizzle, mensen!
De afdaling naar Tejeda kon ik vorig jaar vrij vlot rennen. Nu lagen de kaarten even anders. In mijn herinnering was het een stuk minder technisch dan me nu voorkwam.
Ik besluit tot speedhiken met hier en daar een stukkie dribbelen. Als je een keer verkeerd valt op die rotsen kan de race zo afgelopen zijn.
Dat is het mij niet waard. Bovendien maakt het geen ruk uit of ik nu als nummer 650 of nummer 750 eindig. Zo lang ik maar heel over de meet kom.

Young Americans
De ravito in Tejeda bleek een stukje verplaatst te zijn. Een kleine 1000 meter verder aan een mooi terras.
Onderweg raakte ik in gesprek met een jong stel uit de USA. Zij klaagde dat dit ‘The worst organized trail she’d ever attended’ was.
Waarom? vroeg ik. Blijkt dat de ravito’s soms wel bijna een kilometer verder lagen dan op het kaartje stond aangegeven.
En dat de organisatie dat beter had moeten communiceren. Nee, ze hadden geen tijd om naar de briefing te komen. Waar dat wel gezegd was, overigens.
Mijn antwoord: ‘Well, it is, actually, a trail run. Wich is supposed to be self-supporting. Maybe you should consider road marathons?’
Weer twee vrienden minder… Sorry, hoor. Dat gezeik op de vierkante millimeter, daar doen wij in Rotterdam niet aan.

De huid van mijn voeten begint op sommige plaatsen een eigen leven te leiden. Ik besluit tot een stukje groot onderhoud.
Schoenen uit, sokken uit, wassen met water, goed afdrogen, nieuwe blarenpleisters, vaseline, schone sokken, schoenen leegkloppen, aantrekken en klaar.
Oh ja, Nog even eten en drinken natuurlijk.

It’s a long way to the top (if you want to rock ’n roll)
Roque Nueblo torent een kilometer hoog boven ons uit. Als een dikke middelvinger naar de deelnemers van de Trans Gran Canaria.
De klim er naartoe vangt aan met een paar stukjes asfalt. Daar blijkt dat ik nog kan rennen.
Op weg naar boven handhaaf ik mijn powertempo. De Duitse vriendengroep die me in afdalingen steeds voorbij komt haal ik voor de zoveelste keer in.
Achter me hoor ik hen iets mompelen over Der Niederlander und die Bergen.
Het pad is wel rommelig maar goed begaanbaar

Bijna boven haal ik Claudette in die meedoet aan de Advanced race. Zij heeft in totaal al bijna drie kilometer geklommen. We wisselen even de standen van zaken uit, maken een selfie en ik loop door richting top.
Eenmaal boven laat ik mijn nummer scannen voordat ik aan de afdaling naar El Garagnon begin. Een half uurtje later zit mijn tweede marathon voor die dag erop.

Point of no return
Met mijn dropbag zoek ik een plekje om mezelf te verzorgen. Overal om me heen zitten en liggen lopers in verschillende staten van ontbinding.
Een huilende gladiator hier, een bibberende vrouw onder een warmtedekentje daar.
Twee stevige Italianen naast me overwegen uit te stappen. Ik bemoei me ermee en vraag of ze gewond zijn. Nee, dat zijn ze niet. ‘ Why stop, then?’
Een paar minuten later gaan ze weer op weg na een welgemeende handdruk. Goh, ik kan mensen motiveren!

Een bord met pasta is geen lang leven beschoren. Zeker niet met zoveel cola. Een schone set kleren aan en, wel ja, ook maar verse schoenen. Mijn voeten waren toch al een zooitje.
Wat vaseline op de juiste plekken smeren zorgt voor wat comfort.

Ik zit net aan mijn tweede bord pasta als de Chef de Ravito komt vertellen dat we nog 20 minuten hebben voordat de cut-off time in werking gaat.
‘I’ll be gone in 10 minutes!’ Deel ik hem mee. Vanonder een warmtedekentje wordt me een blik toegeworpen waarvan ik nog steeds niet weet of die nu bewonderend, jaloers of meelijwekkend was.
Nog ruim tien uur voor de derde en laatste marathon terwijl ik de meest lastige klimmen heb gehad. Ik ga finishen!
Het eten en de schone kleren zorgen voor een mentale opkikker van heb ik joe daar. Als ik de post verlaat is het bijna donker. Ik voel ik me geweldig.

De steile klim van een paar honderd meter naar Pico Nieves herinner ik me van vorig jaar. Gewoon doorbeuken, niet stilstaan en dan sta je opeens op het hoogste punt van de hele trail.
Het is gaan regenen en behoorlijk gaan waaien ook. Als ik de vangrail overklim om naar de meetmat 100 meter verderop te lopen voel ik de pasta en cola omhoog komen.
Ik geef ze hun vrijheid terug en ren door naar en over de mat. Of ik in orde ben, vraagt de medewerker.’ I’m ok. Thank you! ‘
Voordat ik aan de lange afdaling naar Tunte begin herschik ik mijn kleding en zet mijn capuchon vast met mijn koplamp.

Station to station

Het eeuwenoude keienpad is breed genoeg om te kunnen rennen. Maar ook hier geldt weer dat een misstap verschrikkelijke gevolgen kan hebben. De aangrenzende diepte dwingt me tot scherpte.
De overwonnen vermoeidheid onderschat ik niet. Het blijft een technisch stuk. Eindelijk bij de provinciale asfaltweg meen ik me te herinneren bijna bij Tunte te zijn.
Helaas, dat was nog een stukkie verder. Als ik een wandelende loopster inhaal verlies ik mijn evenwicht. Met mijn een van mijn stokken kan ik me voor een valpartij behoeden.
Dat wordt gelijk de laatste keer dat ik die stok gebruik want hij breekt af als een lucifer. Geschrokken stop ik even. Wat nu gedaan?
Als dit aan het begin van de race was gebeurd had ik echt een probleem gehad. Mijn klimcapaciteiten zijn voor een groot deel gebaseerd op het gebruik van poles.
(Ik realiseer me vreemd genoeg direct dat ik klimmen zonder poles meer moet gaan oefenen)
De ergste afdalingen heb ik gehad. Nog twee klimmen waarvan ik er eentje ken. En met een stok kom je een heel eind. In mijn geval tot aan de finish, neem ik me voor.
Ik bind de resten van de gebroken stok op mijn backpack en doe wat ik moet doen. Doorlopen.

Eenmaal in Tunte mik ik de kapotte stok in een container, vul mijn flessen en ga even zitten om wat te eten. Ik neem de cijfers door en maak wat berekeningen.
Finishen is geen probleem zolang ik heel blijf. Alles voelt prima en er zijn nog maar twee klimmetjes te gaan. Waarvan de eerste niet technisch is.
Naar de uitgang lopend bedank ik de vrijwilligers en steek nog een stuk brood weg.

Het dorp uitwandelend maak ik al flink wat hoogtemeters. Eenmaal vlak hervat ik mijn speedhiken. Dik 7 km/hr. En dat met 1 pole.
Onderaan de volgende klim zakt het tempo iets maar ik weet lekker door te stampen. Binnen een half uur sta ik ruim 400 meter hoger en heb ik een tiental lopers ingehaald.
Ik herken de weg die achter deze rots ligt en begin te rennen. Klaarwakker ben ik. Nog een flutstukkie en we zijn er.
Ik wil luidop zingen maar ik bewaar mijn adem voor de zuurstoftoevoer naar mijn longen.

Saturday Night

Waar we vorig jaar richting Arteara liepen worden we nu via lastige singletracks downhill geleid. Ik ga zo snel ik kan zonder te rennen. Af en toe haal ik wat lopers bij.
Even blijf ik er achter hangen om te zien of ik wat kan met hun tempo. Om binnen een minuut beleefd te vragen of ik kan passeren.
Waarna ik er met een koleretempo voorbij marcheer.

Na dik 100 km pak ik mijn gsm en zie dat Thomas, die inmiddels geweldig is gefinisht, mij vraagt hoe het gaat. Blij met de support deel ik mee dat ik nog 5 uur heb voor 19 km en dat ik het ga halen.
Dan blijkt dat ik volgens de Livetrail website ‘ retirado’ ben. ‘Withdrawn’ . Uitgestapt.
Fok! Dat komt hard aan in deze fase. Het kan niet anders dan een fout zijn . Die ik nu niet kan oplossen.
Thomas adviseert me om door te lopen. Duh! Hij geeft nog wat tips over het laatste stukje en wenst me succes.

10 minuten later loop ik de een na laatste post binnen, Ayagaures. Bij de official leg ik de situatie uit en deel hem mee dat ik nog steeds in de race ben.
Hij vraagt goed door, noteert mijn bib nummer en pakt waar ik bij sta zijn telefoon. Dat geeft me rust.
Bij de voertroggen prop ik me vol. Een paar koppen thee met suiker erbij en ik ben klaar voor de laatste ruk.

De laatste klim is er een van likmevessie. Gewoon een breed plat pad omhoog. Ok , ik haal net die 7 km/hr niet. Maar wel bijna!
Eenmaal naar beneden weet ik dat ik de afstand die nog voor me ligt niet mag onderschatten. Het is nog steeds een paar uur lopen
Maar dat is het eigenlijk de hele dag al. Een paar uur lopen. Naar de volgende post.
Rock ’n Roll Highway

De gast die dat nieuwe laatste stuk van de TGC heeft bedacht, daar ben ik nog niet klaar mee. Losse keien. 10 kilometer achter elkaar!
Ik herhaal. 10 kilometer losse keien. Tussen hoog bamboe door. Er komt geen eind aan! Het gaat maar door! Het houdt nooit meer op! Losse keien! Tussen bamboe door! De rest van mijn leven!
Terwijl ik in mijn hoofd weet dat het einde met iedere stap dichterbij komt. Dus ik doe wat ik moet doen. Juist.

Na een paar uur schijnt kunstlicht tussen de bergen door. De lantaarns langs de snelweg worden zichtbaar. Hieronder moeten we door om in de rivierbedding richting Maspalomas te komen.
Als ik het bordje ‘5 km tot de finish’ zie weet ik dat het in dit tempo nog steeds zo’n drie kwartier kan duren. Rennen is uitgesloten. Mijn voeten staan in brand.
En de uit platte keien bestaande rivierbedding lijkt te riskant om te rennen. Een keer blijven haken en je gaat plat.

Op drie kilometer is nog een verzorging. Ook hier houden de vrijwilligers een feestje. Onder applaus laat ik een van mijn flessen nog vullen. Je zal eens zonder water komen te zitten die laatste kilometers…
Als ik iets later langs een afgezette weg de Meloneras Expo zie liggen weet ik dat het gebeurd is. Ik laat het hoge wandeltempo los als ik de laatste bocht om ga richting finish. Ik zie Claudette staan.
Uiteraard zit er nog een U-bocht in die helemaal genomen moet worden. Ik stap door. Zo’n tweehonderd meter voor de finish zie ik aan de andere kant een loper in volle vaart aan komen hollen.
Dat gaat me niet gebeuren, dacht ik bij mezelf. Ik geef gas en blijk nog te kunnen rennen. En snel ook! Net als bij de Lavaredo Ultratrail 2015 zijn ook hier de laatste meters mijn snelste van de hele race.
Het podium op naar de finishboog ga ik net niet op mijn bek. Applaus klinkt als de speaker mijn naam omroept.

Finishfoto, medaille, stukkie textiel en bier!

Heaven
Als ik een half uurtje later samen met Claudette uit de taxi stap en naar onze bungalow strompel realiseer ik me dat zo lang in beweging zijn iets met je doet. Ik voel me een anders mens.
Vraag me niet hoe of waarom. Maar ik ben voorgoed veranderd. Ik heb het licht gezien. En ik weet hoe ik er heel dichtbij kan komen.
Doorlopen.

Infernal des Vosges 72 km of ‘De X-faktor’

In onze sport kan je nog zo veel plannen maken, als het uur U is aangebroken moeten alle puzzelstukjes op de juiste plek vallen. Zoals er zijn je conditie, je spullen, het weer, je state-of-mind, noem het maar op. Er is altijd sprake van wat ik noem, de X-faktor. En nee, die heeft niets te maken met dat wanstaltige tv-programma. De X-faktor is iets onbenoembaars. Het kan een gevoel zijn dat je meedraagt. Of een omstandigheid waarmee je geen rekening kon houden. Het kan geluk zijn. Of gewoon domme pech.
De Infernal des Vosges is een groots georganiseerd trailrunfestijn met voor ieder wat wils. Afstanden van 30, 72 en 160 km. Daarnaast komen er enkele duizenden mensen af op de zg. Mudruns. Een soort apekooien in de modder. Niet mijn pakkie an maar ieder zijn ding. En goed cashen voor de organisatie. Die overigens niets te wensen overliet ! Aan alles was gedacht.Ruime parkeergelegenheid, sanitair, horeca, Hollywood, vuurwerk, etcetera.

Vergeleken met de trails in de Alpen of de Dolomieten is er bij de Infernal veel meer sprake van een zaagtandprofiel. Veel meer korte klimmen. (Tot zo’n 600D+) Het parcours is niet al te technisch en voor liefhebbers van bossen is er genoeg te genieten. Gezien de geografische aard van het gebied kom je nergens boven de boomgrens.
Mijn doel was om de 72 km/3km D+ te hollen. Mijn voorbereiding was meer dan goed geweest. Na de Lavaredo UT in juni heb ik voldoende rust gehouden om te kunnen herstellen. Met beleid heeft Rob Veer mijn trainingsschema weer opgebouwd naar een aangenaam hoge intensiteit.
Ik was er klaar voor om dit ‘loopje’ te doen. 

Samen met de enige andere Nederlandse loper op de 72 km, Kim Baner, stond ik in het startvak te wachten op het startschot. Zo’n 350 lopers waren er om ons heen verzameld.
De speaker lulde maar raak. Ons Frans is net zo goed als ons Chinees. M.a.w. We begrepen er de ballen van. Op het moment dat het vuurwerk afging kwam de hele meute in beweging. Maar dat was niet de bedoeling. We moesten naar het vuurwerk kijken. En dat duurde even. Daarna kwam er nog een loper binnen van de 160 km. Met luid applaus vanuit ons startvak werd hij naar de finish geleid. One day…

PANG! En weg waren we. Kim was al voorin het startvak gaan staan. Een goede keuze gezien haar capaciteiten. Ik hobbelde met mijn categorie het terrein af. Na een paar kilometer de berm ophogend met mijn maaginhoud. Tja, 3:00 uur ’s nachts is een rottijd om te starten qua eet- en drink- en slaaphuishouding. Een paar uur wachten en de ontlading van de start doen de rest bij mij. 
Het dorp St. Nabord door, de bossen in en direct heuvelop. Niets bijzonders. Gewoon lekker doorhobbelen. Eenmaal boven weer tempo maken. En binnen een uurtje de tweede klim. Stukje touw en wat klimmen, no problemo.

Daarna weer lekker doorgaan. Ik kom in ‘de flow’ en ben lekker bezig. Langzaam kruip ik wat naar voren in het veld. Waar het kan passeer ik wat lopers. Zonder in het rood te gaan blijf ik lekker hollen. Eerst maar eens de zon zien opkomen en dan kijken we verder.
Kabam! Een korte kreet klinkt door het bos als ik tegen de grond klap. Een lullig oneffenheidje in de track deed mijn linkervoet zwikken. Ik voelde de pijn en wist instinctief hoe laat het was.
De lopers achter me vroegen hoe het ging. Ca va bien! I’m ok, loog ik. Dan konden zij door.

Zelf ging ik na wat de schade was. Geen breuk maar wel een serieuze verzwikking. Ik moest aan Thomas denken. Met een verzwikte enkel een Alpentrail uitlopen. Ik stond op en probeerde wat te hollen. No way! Hier viel niets meer te halen. Einde oefening.Klaar. Finito. Over en uit. 

Ik stapte opzij om nog meer lopers te laten passeren en begon te wandelen. Bij de eerste verzorgingspost zou ik kijken hoe het ging en daar beslissen. Bij wat stijle afdalingen liet ik anderen voorgaan. Voorzichtig ging ik daarna verder. Bij een volgende afdaling liet ik weer wat lopers passeren. Eentje bleef staan ondanks mijn gebaar van ‘ga maar’. Non, zei ze, na mij wordt het parcours opgeheven. (Dat kon ik er met mijn school Frans nog uithalen). De dag die je wist dat zou komen was daar: opgepakt worden door de bezemwagen.

Ze vroeg hoe het ging. Ik maakte duidelijk dat ik door wilde lopen tot de volgende post.Die is op 23 km, dat is best ver, zei ze. ‘Ok, ik probeer het toch.’ Sophie bleef bij me lopen en vroeg me herhaaldelijk hoe het ging. Na twee kilometer tandenknarsend door de bossen strompelen besloot ik de handdoek definitief in de ring te gooien. Het telefoontje werd gepleegd en mijn lot was bezegeld. Bij de eerstvolgende asfaltweg kwam een wagen om me op te halen. Ik bedankte haar en stapte in.

De aanwezige arts bevestigde wat ik al wist. Een icepack erop en een half uurtje in de kantine zitten van de lokale voetbalklup. Die voor de gelegenheid was omgebouwd tot control room. Als je denkt dat je bij zo’n grote trail alleen in de bossen loopt, weet dan, dat ze van iedere loper bij benadering de lokatie weten. Man, wat een organisatie!
Een uur later was ik terug in het hotel. Ik had Claudette al op de hoogte gebracht van mijn pech.Ze verwachtte me dus toen ik rond zes uur aanklopte. Ik kroop weer in bed om mezelf nog even zielig te vinden.Een uur later vertrok Claudette samen met Tjarda naar de start om de 33km trail te lopen. Ik draaide me nog eens om voor een paar uur slaap.

’s Middags ben ik terug naar het startdorp gegaan om de dames naar binnen te zien komen.Het lopen ging moeizaam. Met de nodige voorzichtigheid kon ik me wel verplaatsen. Haasten is er niet bij. Mooie bijkomstigheid is dat ik een broertje dood heb aan haast. 

Wat geweldig om Kim Baner als derde vrouw te zien finishen op de 72 km! Ogenschijnlijk zo fris als een hoentje wordt ze door de speaker naar binnen gehaald. In de enveloppe die ze krijgt zit een uitnodiging voor de prijsuitreiking enkele uren later. Als ze zich heeft opgefrist drinken we bier en eten vette friet in de grote tent. Ondanks de hoog aangeschreven culinaire kwaliteiten van de Fransen concludeerden we beiden dat die gasten van frites bakken niets hebben begrepen. Maar goed, het zat bij de prijs inbegrepen. En als Hollander klaag je dan niet. Achteraf misschien. Waarvan akte.

Net op het moment dat Kim de prijs uitgereikt zal krijgen, ze staat al klaar op het podium, zie ik Claudette en Tjarda richting finish komen. Ik neem zoveel mogelijk foto’s van Kim met de andere winnaressen en strompel dan naar de andere kant om de dames binnen te zien komen.Eind goed, al goed. Iedereen blij. Behalve ikke.

Het is een zure appel om te slikken, zo’n DNF. Maar zoals iemand die het kan weten mij meldde op Facebook zei: ‘jammer, kan gebeuren’, zo is het maar net. Die X-faktor uit het begin van dit verhaal was vandaag in mijn geval domme pech.
Nu, twee dagen later kan ik het wat beter plaatsen. De schade valt mee. Er is nog genoeg tijd om te recupereren. Met een paar weken zal ik weer wat gaan hobbelen. Mijn trailtoetje voor dit jaar zal ik me niet door de neus laten boren. En dat is de dubbele bodem. Wellicht is het toch ergens goed voor geweest. Ik hoef nu niet te herstellen van die 72 km maar slechts van een verzwikte enkel. Dat betekend op papier dat ik volgende maand uberfit aan de start sta van alweer een prachtig loopje. Waarmee ik het nu al legendarische trailjaar 2015 hoop af te sluiten.
En dan moet 2016 nog komen!